Het examendomein arbeidsmarkt is koploper op het gebied van misconcepten bij leerlingen. Het in kaart brengen van misconcepten is één ding, maar het oplossen ervan is veel lastiger. Want hoe leg je aan leerlingen uit hoe de arbeidsmarkt werkt? Hoe maak je vraag en aanbod concreet? Hoe is het mogelijk dat er op de arbeidsmarkt zowel vacatures als werklozen zijn? Vragen die uiteindelijk leidden tot het experiment dansfeest, waarbij leerlingen al dansend in de klas de arbeidsmarkt simuleren.
Wanneer een leerling een heel ander beeld heeft bij een begrip dan de docent verwacht of bedoelt, noemen we dat een misconcept. In samenwerking met het Ruud de Moor Centrum (RdMC) schreef Toon van Haperen een boek waarin 25 misconcepten beschreven worden. Het RdMC heeft in vervolg daarop het project ‘Misconcepten in het economieonderwijs’ opgezet. Vijf ervaren docenten gaan tijdens dit project misconcepten van leerlingen in kaart brengen. De meest voorkomende misconcepten worden gepubliceerd in de kennisbank economie. Het project is in eerste instantie opgezet om beginnende docenten te ondersteunen. Die zijn dan al bij de start van een onderwerp voorbereid op de meest voorkomende fouten bij leerlingen en hoeven dit niet door middel van trail-and-error te ontdekken.
De arbeidsmarkt is een onderwerp dat dichtbij leerlingen staat, maar zeker ook een onderwerp waar leerlingen veel moeite mee hebben omdat hun beeld niet overeenkomt met de economische definities. Het bekendste voorbeeld van een misconcept bij het examendomein arbeidsmarkt is wel het door elkaar halen van vraag en aanbod. Of de aanname dat gehandicapten niet tot de beroepsgeschikte bevolking behoren. Daarnaast is het begrip arbeidsjaar volgens sommige leerlingen het aantal uren dat een persoon per jaar werkt, dus 36 uur x 52 weken. En het uitrekenen van het deelnemingspercentage en werkloosheidspercentage lijkt soms wel prijsschieten met getallen, geliefd is om te delen door de gehele bevolking.
Helaas is de lijst met misconcepten erg lang. Naast het in kaart brengen van voorkomende misconcepten denkt de projectgroep ook na over hoe zo’n misconcept in de toekomst voorkomen kan worden. Hoe leg je een moeilijk begrip het beste uit? In de kennisbank economie wordt alternatief lesmateriaal rond het onderwerp verzameld. Bij gebrek aan lesmateriaal kan een misconcept de basis vormen voor nieuw lesmateriaal, een voorbeeld hiervan is het ‘experiment dansfeest’, ontwikkeld door Evelien Hoekman, economiedocent en winnaar van de Professor Peer-prijs 2008.
Klaslokaalexperimenten hebben de toekomst. Leerlingen worden actief betrokken bij de lesstof. Wel staat of valt het leereffect met een goede nabespreking. In het experiment dansfeest wordt de arbeidsmarkt gesimuleerd aan de hand van een dansfeest. Het herkenbare beeld van schoolfeesten is dat ook al zijn er evenveel jongens als meisjes, er blijven er altijd een paar aan de kant die niet willen dansen. Het klaslokaalexperiment bestaat uit vijf rondes. De klas wordt verdeeld in twee groepen, de meisjes aan de ene kant (de werkgevers) en de jongens aan de andere kant (de werknemers). Maar in principe maakt het niet uit welke rol de leerling heeft, ze doen hetzelfde. Afhankelijk van de groepssamenstelling is er sprake van krapte, evenwicht of een ruime arbeidsmarkt. Leerlingen schrijven op ‘de danskaart’ vooraf op met wie ze in die ronde willen dansen en daarna of ze ook daadwerkelijk een date hadden. Daarnaast noteren ze het aantal werkgevers en werknemers en het totaal ontstane stelletjes in de klas. Deze gegevens gebruiken ze later bij het maken van het verslag waarin ze de theorie gaan koppelen aan het experiment. De documenten zijn te downloaden in de kennisbank economie (ga in het linkermenu naar lesonderwerpen HAVO VWO, Domein B – arbeidsmarkt, lesmateriaal).
Willem te Wierik deed als werknemer mee aan het dansexperiment. Hij schreef het volgende verslag:
‘We hebben in de klas, een dansfeest gehouden. We begonnen met een opstelling dat de meisjes aan de ene kant van de klas stonden en de jongens aan de andere kant van de klas. We hebben 5 dansrondes gehouden, hierbij was de bedoeling dat je een date zou krijgen, met iemand van de andere kant van de klas, ik moest in het begin dus zorgen dat ik een date zou krijgen met een meisje. Na elke ronde was het de bedoeling dat je de info van de ronde op een papier zou schrijven. We moesten de volgende dingen opschrijven:
- Aantal werknemers. (de jongens in het begin)
- Aantal werkgevers. (de meisjes in het begin)
- De naam van degene met wie je wilt dansen.
- Uitleg van de keuze voor je partner.
- Had je een date? (Ja/Nee)
- Hoeveel mensen wilden met jou dansen?
- Hoeveel mensen wilden met jouw date dansen?
- Totaal aantal dates in de klas?
Voor mij had dit experiment wel nut. Ik heb geleerd om een beetje in te zien, wat verstandig is om wie te kiezen, en een beetje omgaan met hoe het in het echt ook gaat. Ik vond het experiment wel leuk, vooral ook omdat dit niet gewoon een opdracht is waarbij alleen maar gerekend en geschreven hoeft te worden. Ook omdat we gewoon letterlijk hebben gedaan wat er stond, en bijvoorbeeld niet alleen maar opgeschreven dat je met iemand hebt gedanst, nu kun je het je meer voorstellen.
Op de hoogte blijven van het project ‘misconcepten’ kan door een mailtje te sturen naar evelien.hoekman@ou.nl.