Jongeren zitten gemiddeld 2,8 uur per dag aan de computer, waarvan 2,3 uur op MSN. Hoewel ze op die manier allerlei contacten onderhouden, voelt 10 procent van de MSN’ers zich eenzaam. Van de jonge meisjes op het VMBO is dat zelfs 20 procent. Bovendien zijn jongeren vaker eenzaam als ze langer op MSN zitten. Omgekeerd geldt ook dat juist jongeren die zich eenzaam voelen, meer gaan MSN’en. Het chatten helpt de eenzaamheid dus niet verminderen, zo concludeerden onderzoekers van de Radboud Universiteit Nijmegen vorige week.
Dat het niet zo zwart-wit is, blijkt echter uit een documentaire die deze winter werd uitgezonden: emoticons. Deze aangrijpende documentaire (hier online te bekijken) vertelt juist het verhaal van een zestal eenzame meisjes die weliswaar steeds vaker op internet te vinden waren, maar daar juist steun en troost vonden. Documentairemaakster Heddy Honigmann vertelt op planet.nl: ‘De virtuele wereld is voor veel jonge mensen een uitkomst. Ik weet bijna zeker dat als zij geen uitweg op internet vonden, zij eerder zelfmoord zouden plegen, aan de drugs zouden gaan of bij psychiaters terecht zouden komen.’
In de documentaire vertelt bijvoorbeeld de veertienjarige Saskia dat zij gepest wordt op school en daarom urenlang online videogames speelt. Die geven haar rust. Volgens Heddy Honigman is het internet voor Saskia de enige plek waar ze vrij is. Een ander voorbeeld uit de documentaire is Sanne van 16. Zij heeft een borderlinerstoornis en verwerkt haar eenzaamheid met gedichten op internet. Ze put troost uit de reacties die ze hierop krijgt van anderen. Op deze manier heeft zij zelfs haar vriendje leren kennen.
Uit het onderzoek van de Radbout Universiteit blijkt inderdaad dat jongeren via MSN beter over hun gevoelens durven te praten. Ook andere jongeren versieren en nieuwe mensen leren kennen, gaat makkelijker. Aan de andere kant wordt er ook meer en sneller gescholden en lopen ze de kans bedreigd of gepest te worden.
Dat MSN’en zowel een zegen als een vloek is, lijkt daarom wél een terechte conclusie van de onderzoekers.