Dit artikel is eerder verschenen op Onderwijs van Morgen.
Actief en spelenderwijs met taal bezig zijn draagt bij aan de motivatie van leerlingen om te leren. Het loont dan ook om naast de methode zo nu en dan een taalspelletje te doen met leerlingen. In dit artikel zetten we er alvast vijf voor je op een rij. Wat is jouw favoriete taalspelletje?
1. Schrijven en vertellen
Geef iedere leerling een blanco papiertje. Vraag de leerlingen om er een zelfstandig naamwoord op te schrijven. Haal dan alle papiertjes weer op en verzamel ze in een doos. Geef vervolgens de opdracht om zelfstandig een verhaaltje te schrijven. Haal om de paar minuten een papiertje uit de doos en lees voor wat erop staat. Leerlingen moeten dit woord in hun eerstvolgende zin op een passende manier in hun verhaal zien te schrijven. Herhaal dit een aantal keer en voer eventueel de druk op door er minder tijd tussen te laten. Laat een aantal leerlingen na afloop van de oefening hun verhaal voorlezen.
2. De meeste woorden
Verdeel de klas in groepjes. Wijs vervolgens een leerling aan die een letter mag kiezen. Aan de hand van het volgende lijstje moet ieder groepje binnen een vastgestelde tijd zoveel mogelijk woorden verzinnen. Het groepje met de meeste correcte woorden per categorie krijg telkens een punt. De categorieën zijn: Gerecht of voedsel; bloem of plant; steden; landen; keukenvoorwerpen; beroepen; landdieren; waterdieren; elektrische apparaten; voertuigen; vruchten en groenten.
3. Woordslang
Dit spel kan zowel individueel als in groepjes worden gespeeld. Kies een categorie, bijvoorbeeld meisjesnamen. Noteer op het bord het startwoord, bijvoorbeeld ‘Sophie’. Leerlingen moeten nu een nieuwe meisjesnaam verzinnen die begint met de laatste letter van de naam, in dit geval dus een ‘e’. Het is de bedoeling dat leerlingen de woordslang binnen een vastgestelde tijd zo lang mogelijk maken. Dus van ‘Sophie’ naar ‘Elif’ naar ‘Femke’, enzovoorts. De leerling met de meeste woorden heeft gewonnen.
4. Zinspelen
Dit spelletje is vooral geschikt als actieve opwarmer bij aanvang van de les. De leerlingen zitten in een kring. Wijs een leerling aan die een zin mag beginnen. Althans, de eerste twee woorden ervan. Bijvoorbeeld: ‘Ingrid loopt’. De leerling links ernaast mag de zin nu langer maken met één woord, bijvoorbeeld ‘Ingrid loopt langzaam’. Laat iedere leerling de zin aanvullen met telkens één woord. Hoe lang kunnen jullie doorgaan zonder dat er een woord vergeten wordt?
5. Twintig vragen
Nodig een leerling uit om voor de klas te komen staan en vraag hem of haar een woord in gedachten te nemen of eventueel op te schrijven zonder dat iemand het ziet. De klas mag vervolgens in maximaal twintig vragen erachter proberen te komen om welk woord het gaat. Maar pas op, er mag alleen met ‘ja’ en ‘nee’ geantwoord worden. Lukt het? Dan heeft de klas gewonnen. Toch niet? Dan heeft de leerling voor de klas glansrijk gewonnen.
Meer taalspelletjes?
De taalspelletjes in dit artikel zijn afkomstig van Stichting Wereld-leren. Ook leuk: 5 creatieve tips om de tafeltjes te oefenen!
Op welke speelse en actieve manier ga jij met kinderen in de klas aan de slag met taal? Praat mee op social media.