Op iedere school wordt gevoetbald. Dat gaat niet altijd vanzelf en het wil nog weleens een doorn in het oog van de pleinwacht zijn. Welke regels gelden er nu eigenlijk? En wie heeft er gelijk? Check deze tips om het voetballen op school leuk te houden én leuker te maken.
1 Zorg voor een scheidsrechter
Laat de kinderen van tevoren afspreken wie scheidsrechter is. Iedereen die mee voetbalt in de pauzes moet een keer scheidsrechter zijn. De harde afspraak is: de scheidsrechter heeft altijd gelijk, ook al heeft hij geen gelijk. Je kunt zelfs gele en rode kaarten invoeren.
2 Hang de regels op een duidelijke plek op
Hang de regels op bij het voetbalveld. Wat is eerlijk spel? Kinderen kunnen elkaar daar ter plekke op wijzen. Als iemand zich er niet aan kan houden, mag hij even niet meer meedoen.
3 Wissel wekelijks van team
Maak zelf iedere week teams en gooi die teams steeds flink door elkaar. Er wordt niet gewisseld tussendoor. Als een kind het er niet mee eens is, moet hij of zij iets anders kiezen om te doen in de pauze.
4 Doe zelf mee!
Doe zelf mee! (Of één van je collega’s.) Fungeer als coach/trainer/scheidsrechter en wees zeer consequent: bij onsportief gedrag of ruzie ga je uit het spel of mag je de volgende dag niet mee voetballen. Wees enthousiast en trap zelf af en toe ook eens balletje mee!
5 Laat de kinderen zelf afspraken bedenken
Laat de kinderen zelf afspraken bedenken en deze op papier zetten. Hang de regels op in de klas. Als een regel niet blijkt te werken, mogen de kinderen zelf bedenken hoe het opgelost en eventueel aangepast kan worden.
6 Speel ook een ander balspel
Laat de kinderen niet de hele pauze voetballen. In de lange pauze kunnen ze bijvoorbeeld de helft van de tijd voetballen en de andere helft van de tijd mag er een ander (bal)spel gedaan worden. Zo geef je ook kinderen die niet van voetbal houden de mogelijkheid om mee te spelen en houd je het voetballen kort maar krachtig.
7 Evalueer het voetballen
Neem na de pauze even een paar minuten om het voetballen te evalueren. Bespreek kort wat er goed ging en wat niet. Benoem de leermomenten en laat kinderen bedenken wat oplossingen kunnen zijn.
