Deze bekende en minder bekende spelletjes helpen je om spelenderwijs te oefenen met taal. Ze zijn erg leuk in de klas, maar ook ideaal om kinderen thuis met hun ouders te laten oefenen.
Dit artikel is eerder verschenen in Praxisbulletin
Woordwolk
Waar denk je aan bij het woord droom? Bedenk samen zoveel mogelijk woorden. Schrijf ze op in een mooie droomwolk
Vraag-en-antwoordrijm
Maak een rijmende zin met een vraag erin. Het volgende kind maakt een rijmende zin met hierin het antwoord op de vraag. Bijvoorbeeld: Wat eet jij, maakt je blij? Ik eet graag friet, zonder biet. En daarna weer een vraag.
Actie bij kleur
Lees een stukje tekst voor en verwerk hierin kleuren. Noem de kleur bijvoorbeeld als extra bijvoeglijk naamwoord als het in de tekst gaat over een auto, een kledingstuk, een bloem enzovoort. Bij het noemen van een kleur gaan de kinderen staan en daarna meteen zitten. Erg leuk als na verloop van tijd de kleuren steeds vaker en sneller genoemd worden.
Associëren met woorden
Laat je gedachten springen en reageer meteen op het woord dat je hoort. Lekker snel achter elkaar, dus denk niet te lang. Roep wat er in je opkomt. Wat door mooie, gekke sprongen maken jullie zo samen?
Dieren noemen
Prik een letter. De kinderen noemen een dier dat begint met die letter. Heeft iemand een dier bedacht dat niet door een ander is genoemd? Dit kan ook met plaatsnamen, voertuigen, kledingstukken, voornamen enzovoort. Maak er een wedstrijd van, met een punt voor elk uniek antwoord.
Alfabetrij
Ga zo snel mogelijk op alfabetische volgorde in een rij staan. Begin makkelijk met de voornamen, achternamen. Maak het steeds moeilijker: kleur van je shirt, lievelingsdier, naam van je vader/moeder enzovoort.
Woordketting
Maak een zo lang mogelijke ketting van woorden. De laatste letter van het beginwoord is de eerste letter van het volgende woord. Om het wat moeilijker te maken kun je vooraf een categorie afspreken. Bijvoorbeeld dieren of woorden die passen bij het thema waar je op dat moment aan werkt.
Fluister door
Fluister een zin aan elkaar door. Is de zin als iedereen aan de beurt is geweest nog dezelfde als in het begin?