Verbouwereerd kijk ik naar mijn telefoon. Mijn man belde me net vanaf de parkeerplaats van het zwembad. Toen hij vandaag Levi bracht, kwam de zwemleraar op hem af. Het stoom kwam uit zijn oren. ‘Ben jij de vader van Levi? Ik wil hem niet meer in de les. Ik kan niets met hem, hoor. Hij houdt de groep op. Ik ga de eigenaar van de zwemschool bellen en zeggen dat hij bij een andere leraar moet.’ Onze Levi stond zich binnen gehoorafstand om te kleden. ‘Vandaag kan hij nog meezwemmen, maar dat is de laatste keer.’
Levi is niet brutaal in de les en gooit er niet met de pet naar. Maar hij heeft angst. Voor het diepe. Om zijn ogen open te doen onder water. En een beetje voor zijn zwemmeester…
Dat er geen klik was, wisten we. De laatste tijd begon hij drie dagen van tevoren al te klagen dat hij niet naar zwemles wilde. Als ik hem vroeg of hij erop vertrouwde dat zijn meester hem niet zou laten verdrinken, kwam er schoorvoetend ‘een beetje’ uit. Nu zijn wij geen ouders die elk obstakel meteen uit de weg ruimen. Niet elke juf of meester hoef je meteen leuk te vinden. Een kind groeit ook door wat tegenwind. En dus wilden wij juist een privéles met deze meester aanvragen. Om meer tijd hebben om de pedagogische band op te bouwen. Maar… dat hoeft blijkbaar niet meer.
Ik staar voor me uit. Ik heb een intens verlangen om mijn armen om mijn kind te slaan. En om een reep chocolade voor mezelf uit de keukenla te pakken. Want het doet mij als ouder ook pijn dat iemand mijn kind op zo’n botte manier afschrijft. Even denk ik terug aan mijn eerste rijleraar. Daar had ik zelf een vergelijkbare ervaring mee. Hij had geen vertrouwen in me en dat voelde ik aan alles. Ook liet hij me te vroeg examen doen. Twee minuten nadat ik van het CBR-terrein reed, greep de examinator al in. Op de terugweg vertelde ik mijn leraar dat ik zou overstappen naar een andere rijschool. Hij reageerde bot, botter, botst: ‘Nou succes, jij zal nog héééél veel lessen nodig hebben voordat je slaagt!’ Mijn nieuwe rijleraar was compleet anders. Hij sprak me eerst moed in en deed een mindfulness-oefening voordat we de weg op gingen. Na zes lessen haalde ik mijn roze papiertje.
Ietwat beschaamd denk ik terug aan mijn tijd als juf. Zo bot ben ik nooit geweest, maar als ik eerlijk ben: hoe tactvol was ik? Plaatste ik sommige kinderen onterecht in een hokje? Wimpelde ik bezorgde ouders af? Heb ik ooit écht beseft welke impact de pedagogische band op een kind heeft? Met terugwerkende kracht wil ik mijn armen om een aantal kinderen heen slaan. Ik doe mijn ogen dicht en zie ze voor me. ‘Sorry,’ zeg ik zacht.
Straks sla ik mijn armen om Levi heen en krijgt hij de andere helft van de chocoladereep. We gaan op zoek naar een lieve zwemdocent. Eentje die voor hem doet, wat die tweede rijleraar voor mij deed. Aandacht geven. En vertrouwen.