Levi zit huilend op de trap. Ik weet niet eens meer wat de aanleiding was. Hij huilt zo vaak. Zijn tranen zitten erg dicht aan de oppervlakte. Dat baart me zorgen. Want ehm ja, ik herken mezelf erin. Als kind kreeg je mij ook makkelijk aan het huilen, tot groot plezier van de pestkoppen in de klas. Ik snapte heus wel dat het niet handig is om snel te huilen, maar ik kon er niets aan doen. Het is een biologisch mechanisme. Iets wat anderen moeilijk snapten. En nu kijk ik met een flinke portie angst in het hart naar mijn lieve kwetsbare zoon. Ze zullen hem toch niet ook…?
Bij de geboorte van je kind krijg je veel onverwachte cadeaus. Van onooglijke speeltjes in giftige kleuren tot een intens gevoel van houden van. Maar het ‘cadeau’ dat mij het meest verraste waren de angsten. En die groeien mee met het ouder worden. Eerst de angst dat je kind niet goed groeit. Dan dat hij stikt of verdrinkt. Daarna de angst dat hij bij het fietsen vergeet achterom te kijken als hij links afslaat.
Naast deze universele oudernervositeit komen de persoonlijke traumaatjes. Want als ik iets wil voorkomen, is het wel dat mijn kinderen de pijn voelen die ik ooit had. Met als gevolg dat ik mijn eigen angsten projecteer op hun situaties.
Dat projecteren deed ik als leerkracht ook. Als kinderen in mijn klas zich sociaal onhandig opstelden, stak die angst steeds de kop op. Ik zag de effecten van het gedrag al voor me. Hoe het kind uitgesloten zou worden. Hoe lelijke scheldwoorden voor altijd zouden blijven rondzwerven in dat hoofdje. En hoe ik als leerkracht tevergeefs veiligheid zou proberen te creëren door positieve groepsactiviteiten. Maar angst is niet altijd een goede raadgever, en zeker geen toekomstvoorspeller. Niet elk kind dat anders of kwetsbaar is, lijdt in een groep.
En mijn zoons zien dat scherper dan ik. Want ik reageer te heftig op de tranen van Levi. Ik word boos en haal daarna diep adem. ‘Sorry schat, ik ben, als ik je steeds zie huilen, soms bang dat je dat op school ook doet. En dat de andere kinderen dan niet met je willen spelen.’ Nathan reageert: ‘Mama, dat komt doordat jij er vroeger mee gepest werd.’ Hij slaat de spijker natuurlijk op zijn kop. ‘Maar het is geen probleem hoor. Er zijn meer kinderen in Levi’s klas die snel huilen. Dan spelen zij toch met elkaar?’
En gelijk heeft hij. Mijn mama-hart ontspant een beetje. Want in het verleden behaalde resultaten zijn simpelweg geen garantie dat hetzelfde in de toekomst ook gebeurt. De omstandigheden zijn anders, en mijn kinderen en hun klasgenootjes ook. Bovendien hebben ze recht op hun eigen oplossingen. Oplossingen die veel inventiever zijn dan wat ik kan bedenken. Want ook Levi zelf haalt zijn schouders op en reageert op een typisch Levi-manier. ‘Ach mama, als niemand met me wil spelen, dan heb ik toch altijd mijn fantasie nog?’