Vanochtend las ik in NRC Next een interessant artikel van een mbo-docente Engels. Zij beschrijft hoe al haar leerlingen in de klas gebruik maken van een laptop. Haar klas verandert in een oerwoud van stekkerdozen en snoeren, waarin leerlingen meer aandacht hebben voor het scherm dan voor de docent. Zij schrijft:
“Gelukkig heb ik het tot nu toe overleefd en heb ik nog niet een laptop aan mijn been zien bungelen. Toch komt er een moment dat dit grootscheepse contact met de stekkerdoos mijn werk overbodig maakt. Althans, als ik het gedrag van mijn studenten zie.
Over een tijdje kijk ik tegen 28 laptopachterkanten aan en is er geen student meer die mij nog aankijkt. Het apparaat dat slechts via elektriciteit werkt, vraagt dan al hun aandacht. Het contact met de leerkracht in het lokaal is ondergeschikt. Ik hoor ze denken: ‘Oh ja, de docent is er ook nog, en probeert ons iets te vertellen. We horen het wel, maar ons scherm en al die YouTube-beelden die aan ons voorbij trekken zijn véél belangrijker.’
Als ik niet aan het begin van iedere les mijn studenten vraag hun laptops dicht te doen, houd ik letterlijk stopcontactstudenten over: er is dan geen enkel contact meer mogelijk. Ze zeggen dat ze me nog horen, maar hun aandacht is bij de digitale wereld op het scherm en niet bij mijn verhaal.”
Dit is een voorbeeld uit het MBO. Is dit ook een herkenbare situatie voor het voortgezet onderwijs? En wat is uw mening hierover?
Bron: Sandra Wormgoor, “Tja, als leraar heb je ’t nakijken”. NRC Next (14 maart 2008).