Sinds vorige week speelt in de Volkskrant een discussie over klassenverkleining. Kleinere klassen zouden goed zijn voor de leerprestaties van de leerlingen, maar ook voor het werkplezier van de docenten en daarmee weer voor de kwaliteit van het onderwijs. Uiteraard is dit geen nieuwe discussie, maar deze keer wel met verrassende standpunten: wat bepaalt nu eigenlijk goed onderwijs?
Het begon allemaal met een artikel van Volkskrant-columnist Evelien Tonkens. Zij hield in haar column een pleidooi voor kleinere klassen. Om te beginnen omdat het niveau van de leerlingen te ver uiteen loopt, ook in het voortgezet onderwijs. Niet mee kunnen komen of je vervelen is niet meer van deze tijd. “Iedereen heeft nu recht op individuele aandacht, een eigen leerweg en een eigen leerplan. Thuis krijgen kinderen al steeds meer aandacht, in kleinere gezinnen. De kloof tussen het kleine gezin en de grote klas is te groot. Ook daarom moeten de klassen kleiner. Vijftien kinderen per klas, stel ik voor”, aldus Tonkens. Ze verwijst naar het voorbeeld van de Engelse privé-scholen: daar zitten gemiddeld 10 leerlingen in een klas, de resultaten zijn er dan ook naar. Tonkens vindt het vreemd dat recente discussies over het onderwijs helemaal niet meer over klassenverkleining gaan. Dat is wellicht te verklaren doordat het nut van klassenverkleining niet wetenschappelijk kan worden aangetoond. Maar je kunt je afvragen of iets wat in de praktijk niet voorkomt wel onderzocht kan worden. Logisch dat een effect van een verlaging van 31 naar 28 leerlingen niet aan te tonen is. Maar wat als 31 leerlingen 15 zouden kunnen worden?
Het pleidooi van Tonkens krijgt veel bijval, gezien de reacties bij het artikel. Veel reagerende docenten voelen veel voor kleine klassen. Zoals de opmerking van een ex-docent: “Klassen met vijftien leerlingen zouden mij zeker doen overwegen om de stap terug naar het onderwijs te maken.”
Maar volgens Aleid Truijens, ook Volkskrant-columnist, ligt het toch iets genuanceerder. Zij schreef deze week een reactie op het pleidooi van Tonkens. Truijens is het ermee eens dat kleine klassen prettiger zijn voor leerlingen en leraren. Maar ook zij benadrukt weer dat het effect van klassenverkleining niet bewezen is, waardoor het volgens haar niet verstandig is om hier veel geld in te investeren. Volgens Truijens is de kwaliteit van de docent veel crucialer voor de kwaliteit van het onderwijs: “Er is geen garantie dat leerlingen in een klas van vijftien beter presteren dan in een van 31, zolang er iemand voor die klas staat die maar wat aanrommelt”. Het is dan ook beter om te investeren in de kwaliteit van de leraren, met name door het verbeteren van de lerarenopleidingen.
Gezien de reacties op de beide columns ligt de waarheid in het midden: volgens veel docenten is klassenverkleining een goed instrument voor differentiatie, dus een verbetering van de kwaliteit. En natuurlijk belangrijk voor het werkplezier voor de docent en daarmee ook weer voor de kwaliteit van de docent: een gemotiveerde docent geeft beter les. Toch zijn er ook docenten die de oplossing niet zien in klassenverkleining (hier soms ook juist tegen zijn), maar in betere opleidingen, duidelijke onderwijsdoelen én enthousiaste docenten.
Wat is uw mening over dit onderwerp? Laat een reactie achter bij dit artikel en stem mee in de stelling van de week.