Waarom dit filmpje van een flipperkast? In een artikel van Gerard Westhoff, emeritus hoogleraar didactiek van de moderne vreemde talen, kwam ik de metafoor van de flipperkast tegen. In een flipperkast probeert de speler de bal zo lang mogelijk in het spel te houden om ze veel mogelijk contacten te maken en daarmee punten te scoren. De speler is de leerling, de flipperkast is de leeromgeving. Het aantal contacten bepaalt het resultaat. Hoe meer contacten hoe hoger de score. Dat geldt ook voor het leren van een vreemde taal. Hoe vaker de leerling contact maakte met de vreemde taal (doeltaal) hoe beter het resultaat zal zijn.
In het eerste artikel van deze reeks hebben we gekeken naar de oorsprong van taal. In het tweede artikel kwam voor de eerste keer de plaats van de grammatica aan de orde, Hier is door een aantal lezers op gereageerd. In het derde artikel citeerden we Nobelprijswinnaar Niel Jensen. Deze opperde in 1985 de mogelijkheid dat taal een biologische basis heeft. We zijn daarom in het derde artikel gaan kijken naar de fasen van verwerving van taal bij kinderen, gevolgd door de neurobiologische basis van taal in het vierde artikel.
In dit vijfde artikel gaan we nader in op de neurobiologische kant van taalverwerving.
Kijk eens naar het schema hier rechts, ontleend aan het lezenswaardig boekje van dr. Eveline Crone, Het Puberende Brein (2008).
De pieken in toename en afname van grijze stof vinden plaats voor de pubertijd, al kunnen de processen van celaanmaak en migratie volgens Crone soms wel doorgaan tot het vijfentwintigste jaar. De stijgende lijnen geven aan dat er overproductie is van grijze cellen. De pieken vallen ongeveer samen met een “kritische periode”. Zo is er een piek in de sensorische cortex vlak na de geboorte. Kinderen zijn dan erg gevoelig voor het onderscheiden van klanken. Na 6 maanden begint de afname van de grijze stof in deze cortex en verliezen kinderen langzaam dit vermogen. Dit geldt ook voor de temporale cortex. De kritische periode speelt zich af tot het 6e jaar. Er is dan zoveel grijze stof dat het leren van een taal en zelfs een tweede en een derde taal vanzelf gaat. Daarna neemt dit exceptionele vermogen langzaam af omdat het teveel aan niet-gebruikte grijze cellen wordt “gesnoeid” en aan het begin van de pubertijd verdwenen is.
Myelinisatie is het proces waardoor witte stof wordt gevormd. Myeline is een vettige witte substantie die de snelheid van de neurale netwerken verhoogt van 2 m per seconde tot wel 50 meter per seconde. Het wordt vaak gebruikt als een index van de rijping van de hersenen. Zo kan het zijn dat een kind van 12 jaar nog weinig witte stof heeft (en op school dus niet goed mee kan) en bij 14 jaar zijn leeftijdgenoten heeft ingehaald. We spreken dan van een laatbloeier! Tot zover ons neurobiologische uitstapje.
1 Waarom is de toename en afname van grijze stof ervaringsafhankelijk?
Graag uw reactie.
2 Wat pleit voor of tegen het leerstofjaarklassen systeem?
Graag uw reactie.
3 Wat pleit voor het consequent gebruik van de doeltaal en wat tegen?
Graag uw reactie.
Meer over het brein komt aan de orde in een volgende reeks artikelen op onderwijsvanmorgen.nl.
Henk Witteman