De Tweede Kamer heeft in april ingestemd met het wetsvoorstel Maatschappelijke Stage van minister Van Bijsterveldt. Dat betekent dat leerlingen die vanaf schooljaar 2011/2012 instromen in het voortgezet onderwijs verplicht op maatschappelijke stage gaan.
30 uur
Op grond van ervaringen in de praktijk is het aantal uur dat leerlingen stage lopen vastgesteld op 30 uur voor alle schooltypen (praktijkonderwijs, vmbo, havo en vwo). De overheid bepaalt wat het onderwijs moet doen, maar niet de wijze waarop. Dit geldt ook voor de maatschappelijke stage. Er is dus sprake van vrijheid van invulling, maar niet van vrijblijvendheid.
Voorbeelden zijn:
• acties opzetten om geld in te zamelen voor een goed doel (Goede doelen);
• ouderen helpen bij sms’en of internetten (ICT en Media);
• decors opbouwen bij toneelverenigingen (Kunst en cultuur);
• voorlezen aan kleuters (Educatie en onderwijs);
• onderzoek doen naar voorzieningen voor de jeugd (Openbaar bestuur en politiek);
• een speurtocht uitzetten voor basisschoolleerlingen (Recreatie);
• helpen bij de organisatie van een kerkdienst (Religie en levensbeschouwing);
• training geven aan jonge kinderen (Sport en beweging);
• schrijven voor een clubblad (Verenigingsleven);
• een voorstelling verzorgen voor jonge kankerpatiëntjes (Zorg en welzijn).
Vonk
De afgelopen jaren is op diverse scholen al ‘proefgedraaid’ met de MaS, of was de stage al opgenomen in de reguliere lessentabel. Op de inmiddels rijk gevulde website van het ministerie kun je behalve veel praktische informatie ook diverse inspirerende praktijkvoorbeelden vinden. Maar ondanks deze succesvolle praktijkvoorbeelden, is (nog?) niet iedereen enthousiast. Dat geldt voor scholen in het algemeen, maar ook voor individuele docenten en leerlingen.
Je kunt je afvragen: wat is nou de perfecte maatschappelijke stage? Het succes van een stage wordt mijns inziens bepaald door de eigen inbreng van een leerling. Maar daar is wel begeleiding van de school/docent/stagemakelaar bij nodig. Er moet een vonk overslaan die een vuurtje laat ontbranden. En dat begint bij kennis. Je kunt niet verwachten dat een leerling ineens opstaat en zich in gaat zetten voor een betere wereld. Een inspirerende stagemakelaar die vol enthousiasme vertelt over maatschappelijke stages en voorbeelden geeft van te-gek-gave stage-ervaringen, speelt hierbij dus een grote rol. Ik kreeg zelf zo’n gevoel bij het lezen van de maatschappelijke stage van middelbare school De passie in Wierden. Vanuit school hadden deze leerlingen zich in de eerste klas al eens ingezet voor de financiële ondersteuning van een project in Roemenië. Het idee om daar ook daadwerkelijk zelf de handen uit de mouwen te steken, was daarmee snel geboren. Een voorbeeld van een stageproject waar scholieren zelf achter stonden. Geweldig toch?
Wat past bij mij?
Behalve een enthousiast vertellende stagemakelaar, kan ook een online zoektocht leerlingen op het goede stage-spoor zetten. Via deze MaS-webpagina kunnen leerlingen zoeken in een database, eventueel nadat ze een test hebben gedaan waarmee ze kunnen ontdekken welke stage bij ze past. Bij uitgeverij Zorn kun je een stagekrant bestellen, waarmee leerlingen aan het werk kunnen.
Docent aan de slag
Als docent kun je je oriënteren via dezelfde algemene site van de maatschappelijke stage. Op de homepage vind je hier materialen, info over verzekeringen en financiering, en kun je brochures bestellen. Een prima start is “aan de slag” met een stappenplan voor het opzetten van de maatschappelijke stage binnen de school. Ook onderwijsadviesdiensten zoals CPS en SLO en brancheorganisaties, zoals LTO (Groene sector) bieden hun kennis en praktijkervaringen aan of maken afspraken met het ministerie om stageplaatsen beschikbaar te stellen. Verder bieden goededoelenorganisaties in Nederland op hun sites ook stageplaatsen aan (bijvoorbeeld Childslife, Day for Change of War Child). Zij zijn immers veelal afhankelijk van de inzet van vrijwilligers.
Toekomst
Ondanks alle positieve ervaringen met de MaS, zal de tijd leren of de MaS werkelijk die vonk laat overslaan bij leerlingen en dus zijn doel bereikt. Een groot aantal scholen, leerlingen en stage-aanbiedende organisaties is nog steeds sceptisch over het slagen ervan. Of de MaS zich zal verankeren in het curriculum, zal afhangen van een goede samenwerking tussen de partijen, voldoende man- en vrouwkracht op scholen en voldoende financiële ondersteuning vanuit het ministerie. Er moet aan jongeren zelf gevraagd worden hoe zij de maatschappelijke stage zouden willen ervaren. Jongeren leren hiervan en staan daardoor beter in de maatschappij. Ze leren meedoen, erover nadenken, en voor zichzelf keuzes maken. En die reflectie door de leerlingen moet vastgelegd worden, want het is immers zo: geen maatschappelijke stage, geen diploma …