Kinderen moeten steeds meer leren om later goed mee te kunnen doen in een wereld die steeds complexer wordt. Het aantal beschikbare lesuren verandert alleen niet en langstuderen wordt tegenwoordig beboet. Daarmee rijst al snel de vraag: Hoe stoppen we nog meer kennisoverdracht in dezelfde onderwijstijd?
Oplossingen
Vanuit alle hoeken en gaten worden oplossingen aangedragen voor dit probleem. Breng heel opbrengstgericht de stof extra goed over, zodat de leerling het sneller begrijpt. Of kaasschaaf hier een stukje poëzie weg en daar een stukje gym, onder het motto: de toekomst is aan stijve harken met het cultureel besef van een regenworm. Nog een alternatief: breng twee dingen tegelijk over. Verstop bijvoorbeeld rekenopdrachtjes in de gymles: verdeel je 24 klasgenoten evenredig over 6 trefbalteams. Hoe groot is elk groepje? Daarnaast is meer huiswerk ook nog een mogelijkheid.
Tot zover de oplossingen op groepsniveau. Want het wordt pas echt interessant als we gaan personaliseren met programma’s op maat: een snelle rekenaar mag sneller rekenen en houdt meer tijd over voor wat hij lastig vindt: taal bijvoorbeeld. Prachtig! Organisatorisch vergt het nogal wat, maar prachtig!
Glad ijs
Wat er ook bedacht wordt, één ding staat vast: op een bepaald moment is de rek eruit en kan het onderwijs niet nog efficiënter. Tenzij we nog een stapje verder gaan. En dan komen we op glad, maar interessant ijs: het kijken naar de individuele ‘leerbaarheid’ van een leerling. De vraag is dan: Hoeveel energie ga je steken in het individuele leren op het standaard domein X?
Het is een vraag waar sommige ouders van kinderen met autisme me op wezen tijdens de research voor mijn boek over gamen en autisme. Voor hun kind is het oefenen van gesprekken voeren in de echte wereld een kwelling. Daarnaast denken de ouders dat het niveau van de ‘real life’-communicatie van hun kind uiteindelijk beperkt zal blijven.
Leerbaarheid
Kun je die tijd dan niet beter steken in het aanleren van andere vaardigheden en in coping strategieën? Ofwel; leren omgaan met de beperkte potentie op een bepaald domein? Je past dan het aanbod aan op talent en ‘leerbaarheid’. Mag dat dan gelden voor kinderen met ernstige dyslexie? Voor hopeloze rekenaars? Voor jongeren die stug ‘hun hebben’ blijven zeggen of onderwerp en gezegde door elkaar blijven halen?
Daarbij komen we bij een ethische vraag: Mag je je als professionele begeleider in het onderwijs baseren op (een realistische inschatting van) de leerbaarheid van leerlingen, door te stoppen waar het rendement klein is om je vervolgens te richten op de verdere ontwikkeling van het talent van de leerling?
Hoe kijkt u als docent naar de leerbaarheid van uw leerlingen?