In mijn eerste jaar als docent begon ik vol goede moed met het nakijken van de toetsen tekstverklaring van mijn 4vwo-leerlingen. Tijdens de lessen leken zij de stof te snappen en ze deden actief mee met de opdrachten. Toch kon ik wel in huilen uitbarsten toen ik een paar vragen had nagekeken.
Dit artikel is geschreven door Anke Swanenberg, docent Nederlands op het Stedelijk College Eindhoven, en verscheen eerder op Toets.nl
Dit gevoel veranderde in pure wanhoop op het moment dat ik klaar was; het klassengemiddelde lag ver beneden peil. De hele nacht lag ik te woelen. Wat was de oorzaak van deze slechte resultaten? En belangrijker nog: wat nu? ‘Gelukkig’ waren de gemiddeldes van de parallelklassen van mijn collega even laag. Nu stonden we samen voor een dilemma. Veranderen we de normering nu vrijwel alle leerlingen zo slecht hebben gescoord?
Diplomawaardig?
Bij zo’n dieptepunt spelen er al gauw meerdere factoren mee. Zo was de tekst van de toets te moeilijk en hadden de leerlingen een achterstand door uitval in de onderbouw. Zulke factoren moet je goed in kaart brengen voor je besluit om al dan niet de absolute cesuur aan te passen. Uiteraard neem je het niveau van de toets daarin mee, maar de lakse houding van de leerlingen niet. De leerlingen moeten nu eenmaal een bepaald niveau hebben om hun eindexamens te kunnen maken en hun diploma waardig te zijn. Als bij de schoolexamens de normering kunstmatig hoog wordt gehouden, schiet niemand daar iets mee op. De leerlingen denken op basis van die fictieve cijfers een specifieke vaardigheid te beheersen, wat vervolgens op het centraal examen vies tegen kan vallen. Daarbij zijn (te) lage cijfers een alarmbel voor de docent: er is iets misgegaan! En ligt dat dan aan de voorbereiding, de lesstof of de manier van lesgeven?
Zesjes voor iedereen
Ook is het weleens voorgekomen dat mijn leerlingen juist enorm hoge cijfers behaalden. Was ik nu te soepel geweest bij het nakijken? Een collega vertelde mij toen dat zij op een vorige school geen cijfers lager dan een 5.0 of hoger dan een 7.0 mocht geven. Dit maakt het onmogelijk om uit te blinken of juist zwak te zijn in een bepaald onderdeel. Iedereen moet binnen de standaarden vallen. Erg demotiverend voor zowel leerling als docent. Eigenlijk is het zaak om na alle toetsmomenten de gegevens goed te evalueren. Zo kun je het proces bijstellen en het beste uit de leerlingen halen. Daarvoor zijn toetsen ook bedoeld: om de ontwikkeling van leerlingen zichtbaar te maken en hen verder te helpen. En voor de docent om na te gaan welke manier van lesgeven het beste resultaat geeft. Overleg met collega’s is daarbij essentieel.
Blijven ontwikkelen
Mijn nachtmerrie werd gelukkig opgelost op een manier waar iedereen vrede mee had. De normering die we vooraf hadden bedacht, bleef gehandhaafd. Maar de leerlingen kregen recht op een herkansing, waarbij het oude punt zou vervallen. Op die manier stimuleerden we hen om er echt voor te gaan en konden we nog extra tijd besteden aan leesvaardigheid. Een discussie om cesuur gaat dus altijd om veel meer. Het is een mooi moment om het onderwijsprogramma te evalueren, waarbij zowel de leerlingen als de docenten zich blijven ontwikkelen.
Anke Swanenberg (28) staat voor de klas op het Stedelijk College Eindhoven. Daar geeft zij Nederlands aan bovenbouwklassen havo en vwo. Ook is ze mentor van 5havoleerlingen. In haar maandelijkse blog deelt ze haar visie en ervaringen rondom het onderwerp toetsing. Ze hoopt daarmee een herkenbaar beeld te schetsen van wat er in de praktijk gebeurt.