Al dat internetgebruik van jongeren; wat is de impact daarvan op sociale cohesie in de maatschappij? Op die interessante vraag promoveerde Marjon Schols eind oktober aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam met haar proefschrift ‘Young, online and connected’. Dit artikel is geschreven door Yvonne van Sark en verscheen eerder op de blog van Youngworks.
In beschouwingen over de impact van internetgebruik van jongeren scheiden vaak de geesten. De een benadrukt vooral de positieve gevolgen van internet en social media; de ander ziet met name gevaren en bezwaren. In onderzoek en in de media krijgen de negatieve gevolgen vaak de meeste aandacht. Marjon Schols keek naar het effect van internetgebruik van jongeren op sociale cohesie en zoomde specifiek in op drie dimensies: sociale netwerken en sociaal kapitaal, sociale in- en uitsluiting en participatie. Ze deed vier empirische studies: drie maal bij jongeren van 12 tot en met 17 jaar en één keer bij jongeren van 16 – 30 jaar. Daarbij komt Schols tot interessante conclusies:
Het internetgebruik van jongeren bevordert sociale cohesie
Jongeren die meer tijd online zijn en meer tijd besteden aan online sociale activiteiten, zijn sterker verbonden met sociale netwerken en vrienden en participeren ook meer in de samenleving. Het online netwerk blijkt vooral een middel om je offline sociale netwerk te versterken en werkt zo dus ook door naar iemands politieke en culturele participatie. Bij jongeren van niet-Westerse origine is dit effect nog sterker, volgens Schols, omdat zij minder in vriendengroepen en sport- en andere verenigingen participeren.
…maar er zijn wel belangrijke verschillen in internetgebruik en digitale vaardigheden
Zo hebben jongeren die meer tijd online besteden een slechtere relatie met hun ouders. Het maakt hierbij wel uit welke activiteiten ze online ondernemen. Als ze tijd aan school besteden, dan compenseert dit het negatieve effect van de duur van het internetgebruik. Daarbij kan het ook zijn dat jongeren die een slechte band met hun ouders hebben, meer tijd online besteden. Jongeren die veel tijd besteden aan gamen, participeren daarentegen minder in vriendengroepen.
Verder benadrukt Schols dat, hoewel jongeren vaak als digitaal vaardig worden beschouwd, er duidelijk verschillen zijn in de mate waarin zij kunnen omgaan met bepaalde media, online content kunnen zoeken, de juiste content kunnen selecteren en de waarde ervan kunnen evalueren. Zo zijn meisjes en laagopgeleiden gemiddeld iets minder digitaal vaardig. De resultaten laten verder zien dat jongeren die minder digitale vaardigheden hebben ook minder participeren in online sociale, culturele en politieke activiteiten. Doordat laagopgeleide jongeren over minder digitale vaardigheden beschikken en minder cultureel en politiek geïnteresseerd zijn, dragen de verschillen in digitale vaardigheden bij aan het vergroten van ongelijkheid in de samenleving. Dit noemen wetenschappers ook wel het stratificatie-perspectief: mensen die offline bevoorrecht zijn, weten zich ook online beter te manifesteren en te participeren. Een inzicht dat Kennisnet overigens deze zomer ook belichtte in haar Monitor Jeugd en Media 2015.
…en tussen bepaalde groepen
Meisjes zijn meer actief in vriendengroepen dan jongens en participeren ook meer in online culturele activiteiten en iets meer in online politieke activiteiten. Meisjes en oudere jongeren brengen verder minder tijd met hun ouders door, maar dit heeft geen invloed op de kwaliteit van hun relatie. Het contact met vrienden komt niet in de plaats van de gesprekken tussen jongeren en hun ouders; jongeren die meer persoonlijke dingen delen met vrienden doen dit juist ook met hun ouders. De persoonlijkheid van jongeren speelt hier mogelijk een rol, zo ook bij de politieke participatie. De offline politieke participatie ligt hoger onder jongeren die extravert zijn en open staan voor nieuwe ideeën en ervaringen, terwijl de meer introverte jongeren een voorkeur lijken te hebben voor online politieke participatie.
Het internetgebruik en de digitale vaardigheden hebben relatief weinig invloed op sociale cohesie
De verschillen in online en offline participatie tussen jongeren wordt in zekere mate beïnvloed door de tijd die ze online besteden, hun online activiteiten en digitale vaardigheden, maar uit de studies blijkt dat deze invloed relatief klein is. De verschillen in sociale cohesie ontstaan vooral door een combinatie van de achtergrondkenmerken van jongeren (geslacht, leeftijd, etniciteit), de mogelijkheden of bronnen die zij tot hun beschikking hebben (sociale netwerk, opleidingsniveau) en voornamelijk hun interesses. Jongeren gebruiken het internet vooral voor activiteiten die aansluiten bij hun persoonlijke interesses en voorkeuren.
Offline en online: gescheiden werelden?
Online en offline activiteiten zijn nog steeds te onderscheiden, maar dit onderscheid lijkt voor jongeren weinig relevant. Wanneer het bijvoorbeeld gaat om politieke activiteiten hebben offline activiteiten zoals het uitbrengen van een stem wellicht meer invloed op de politiek, maar het is volgens Schols echt de vraag of jongeren dit zelf zo ervaren. De manier waarop jongeren de gevolgen van hun eigen internetgebruik zien en ervaren verschilt daarmee mogelijk van andere generaties. Schols pleit voor meer onderzoek naar deze verschillende percepties.
Het internet is niet de oplossing, maar ook niet de enige veroorzaker van problemen
Schols concludeert dat empirische studies in de afgelopen twee decennia de verwachtingen over de gevolgen van het internet hebben getemperd. Deze studie sluit daar op aan. Toch komen in het publieke en (semi-) wetenschappelijke debat nog steeds sterk negatieve en positieve verwachtingen naar voren.
Dit proefschrift laat zien dat internet maar een middel is. Een middel waar we niet teveel van moeten verwachten, maar waar we ook niet te negatief over hoeven te zijn. Het gaat om de manier waarop en het doel waarmee jongeren internet gebruiken of het vooral positieve of negatieve gevolgen heeft. Ik moet denken aan een uitspraak van Linda Stone, een Amerikaanse die 7 jaar bij Apple werkte en zich nu vooral bezighoudt met aandacht en focus: ‘Goed? Slecht? Het ís.’ De vraag is veel meer hóe we omgaan met alle digitale mogelijkheden die deze tijd ons biedt.
Download hier de publicatie
Dit artikel is geschreven door Yvonne van Sark
‘Bij YoungWorks houd ik me vooral bezig met adviestrajecten, presentaties en trainingen over jongeren. Ik volg de jongerencultuur al meer dan 20 jaar en heb inmiddels zelf twee tienerkinderen. Met collega Huub Nelis schreef ik de boeken Puberbrein Binnenstebuiten (2009), Over de Top (2012) en Motivatie Binnenstebuiten (2014).’