Kijk eens naar deze zinnen:
1 Is de uitslag van je zelftest positief? Dan heb je waarschijnlijk corona.
2 Wie met het Janssen-vaccin is ingeënt, is voldoende beschermd tegen corona.
3 Op Schiermonnikoog is bijna iedereen ingeënt tegen corona.
Let vooral op de woorden ‘waarschijnlijk’, ‘voldoende’ en ‘bijna iedereen’. Dat zijn woorden waarmee je duidelijk maakt in welke mate iets het geval is. Zou iedereen deze woorden hetzelfde opvatten?
Laten we het eens testen! Vul op de stipjes in de zinnen hieronder het getal in dat volgens jou hoort bij ‘waarschijnlijk’ (1), ‘voldoende’ (2) en ‘bijna iedereen’ (3). Om hoeveel procent gaat het?
1 Is de uitslag van je zelftest positief? Dan is de kans dat je corona hebt … procent.
2 Wie met het Janssen-vaccin is ingeënt, is voor … procent beschermd tegen corona.
3 Op Schiermonnikoog is … procent van de mensen ingeënt tegen corona.
Komen je klasgenoten en jij op dezelfde percentages uit? Waarschijnlijk zit er wel wat verschil tussen. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat woorden als ‘waarschijnlijk’ en ‘voldoende’ voor verschillende mensen vaak ook iets verschillends betekenen. Alleen bij woorden als ‘altijd’ (100 procent) en ‘nooit’ (0 procent) kun je ervan uitgaan dat iedereen aan hetzelfde denkt.
Bij de drie zinnen hierboven horen deze percentages:
1 Is de uitslag van je zelftest positief? Dan is de kans dat je corona hebt 84 procent.
2 Wie met het Janssen-vaccin is ingeënt, is voor 60 procent beschermd tegen corona.
3 Op Schiermonnikoog is 95 procent van de mensen ingeënt tegen corona.
Je ziet dat de getallen ook niet altijd duidelijk zijn. Zin 1 zegt vooral iets over de betrouwbaarheid van zelftests. Bovendien kun je alsnog denken: misschien heb ik géén corona. In zin 2 zegt ‘60 procent’ niet zo veel: het is een schatting. Hoe het precies zit, verschilt per persoon. In zin 3 is ‘95 procent’ wél echt duidelijker.