Elk jaar is het weer wachten op het moment waarop het eerste kind de kneedgum herontdekt. Machtig interessant natuurlijk. Een gum én klei-achtig speelgoed ineen. Wát een uitvinding!
Elk jaar zie ik de komst van het eerst stuk kneedgerei met lede ogen tegemoet. Daar gaan we weer. Van de eerste gum besluit ik niets te zeggen. Aandacht zou zomaar een hype kunnen aanwakkeren. Dat die hype onvermijdelijk is, weet ik diep van binnen heus. Maar toch. Wie weet… waait het stilletjes over?
Nee. Het waait niet over. Binnen een week zit de hele klas te kneden. Kleurtjes worden geruild of gemixt. Op hoeken van tafels verschijnen kunstwerkjes van gum. Gekrulde snorren worden op bovenlippen geplakt. Met de juiste hoeveelheid water erbij, kun je het spul uit elkaar laten vallen als zand. En dreigt het uit te drogen? Voeg dan gewoon wat handzeep toe.
Als ik genoeg heb van het creatieve gefrunnik en besluit weer de aandacht bij de les te willen, krijg ik van alle kanten luid protest: ‘Maar juf! Het helpt ons concentreren!’ Wat een onzin. Het omgekeerde is waar. ‘Maar juf! Het is gewoon mijn gum!’ Tsja. Je hebt genoeg andere gummen.
De irritatie groeit. Juffen worden tegen elkaar uitgespeeld. Van haar mag het wél tijdens het lezen. Van haar mag het wél tijdens de pauze. Het is tijd voor een tegenoffensief.
We gaan dit eens even zorgvuldig uitfaseren. De macht van de leerkracht. Zie ik dat je speelt tijdens de les? Dan is het spul van mij. Eerst tot de pauze. Dan de hele dag. Dan de hele week. Langzaam groeit de collectie kneedgumballetjes op mijn bureau. Langzaam verdwijnt ook, twee maanden na de eerste verschijning, de aandacht. Kinderen vragen hun gum niet meer terug. De rust keert weder.
Maar op een dag klinkt daar opeens een vreemd, zeurderig gezoem. Verbaasd kijk ik in de richting van een groepje bij het raam. Daar zit ze. Rosa. Klein trillend dingetje in haar hand, triomfantelijk haar potloodstrepen verwijderend. Wat? Is dit…? Echt?
Een elektrische gum.
Iedereen wil er een.
Ik ben verslagen.