‘Huh?’ ‘Wat ruik ik?’ ’Een unicorn!’ Met deze fantasiekaartjes bedenken de kinderen de mafste verhalen. En terwijl ze bezig zijn, krijgen ze een onverwacht verplicht ingrediënt voor het verhaal. Dat is soms best even schakelen! Er zal gezucht, maar zeker ook hard gelachen worden.
Zo werkt het
- Laat de kinderen een verhaal schrijven. Geef niet te veel richtlijnen, ze mogen vrij schrijven.
- Geef elk kind na vijf minuten één kaartje. Laat de kinderen de zin / de kreet / het personage / het voorwerp in hun verhaal stoppen. Dit hoeft niet direct, ze mogen er even over nadenken.
- Laat na afloop enkele kinderen hun verhaal voorlezen. Kunnen de andere kinderen
raden welke opdracht op het kaartje stond?
Varianten
- Vertellen
Laat de kinderen hun verhaal vertellen in plaats van schrijven. - Start met een kaartje
Laat de kinderen uit elke categorie één kaartje kiezen en met die bouwstenen
een verhaal schrijven. - Doorgeven
Deel de kaartjes uit en zet een timer op bijvoorbeeld twee minuten. In die tijd
verwerken de kinderen het kaartje in hun verhaal. Daarna geven ze het kaartje door
aan de rechterbuur en wordt de timer opnieuw gezet. Herhaal dit een aantal keer. - In een groepje
Laat de kinderen in een groepje samen een verhaal bedenken. Ieder groepje krijgt
vier kaartjes. Eén kind begint en legt een kaartje in het midden, vertelt een stukje
van het verhaal, en verwerkt hierin de zin / de kreet / het personage / het voorwerp
op het kaartje. Wanneer iemand anders een nieuw kaartje neerlegt, neemt diegene
het verhaal over. De kinderen gaan door tot alle kaartjes op zijn.