Ieder mens is uniek. De een is lang en heeft krullen, de ander is klein en heeft steil haar. Ook de hersenen zijn bij iedereen anders ‘bedraad’. Een groeiend aantal arbeids- en onderwijsadviseurs zegt: ‘Al die verschillende breinen zijn geen foutjes, maar een natuurlijke variatie. Het is neurodiversiteit.’ Wat is neurodiversiteit precies? En wat betekent dit perspectief voor het onderwijs?
Dit artikel is eerder verschenen in Juf & Meester Magazine.
Wat is neurodiversiteit?
‘Mensen verschillen in hoe hun hersenen werken. Hierdoor denken, leren, communiceren en verwerken we prikkels allemaal op een eigen manier,’ legt de Britse Victoria Honeybourne uit in haar boek The Neurodiverse Classroom. Honeybourne is onderwijsadviseur en schrijver op het gebied van specifieke zorgbehoeften. Zelf is ze gediagnostiseerd met het syndroom van Asperger.
Saskia Schepers is een Nederlandse expert. Zij is neurodivergent en richt zich op neurodiversiteit op de werkvloer. Voor een grote bank ontwikkelde ze een neuro-inclusief personeelsbeleid. Sindsdien geeft ze masterclasses aan managers van grote bedrijven en schreef ze het boek Als alle breinen werken. Schepers legt uit dat naar schatting zo’n 75 tot 80 procent van de mensen een ‘neurotypisch brein’ heeft. Hun hersenen werken globaal hetzelfde. Scholen en werkomgevingen zijn op deze groep ingericht. De rest van de mensen heeft een neurodivergent brein. In hun hoofd werkt het anders. Zo’n neurodivergent brein heeft geen defect; elk brein is van gelijke waarde. Maar je kunt wel kijken wie in welke omgeving het best tot zijn recht komt. Honeybourne maakt in haar boek de vergelijking met biodiversiteit. Er zijn duizenden verschillende bloemen. De één houdt van zon, de ander van schaduw. Elke bloem bloeit het mooist in zijn eigen habitat.
Wat valt er allemaal onder neurodivergent?
Daar is nog discussie over binnen de wetenschap. Het gaat in principe om een brein dat vanaf de geboorte en een leven lang ‘anders’ werkt. Honeybourne schrijft bijvoorbeeld over dyslexie, ADHD, het autistisch spectrum en dyspraxie. Schepers voegt hier hoog- sensitiviteit, hoogbegaafdheid, bipolaire breinen enaangeboren hersenletsel aan toe. Bij neurodivers denken is een precieze indeling in de hokjes ‘neurodivergent’ en ‘neurotypisch’ niet van belang. Het gaat erom dat er een groep mensen is die ervaart: ‘Ik voel me anders, het werkt anders in mijn hoofd, ik word niet begrepen en ik moet me continu aanpassen aan mijn omgeving.’
Moeten we hier als maatschappij meer oog voor krijgen?
‘Elk brein heeft zijn eigen talent en al die talenten hebben we nodig in de wereld,’ bepleit Schepers. Veel neurodivergente mensen zijn bijvoorbeeld creatief, zien snel verbanden of hebben een groot probleemoplossend vermogen. Teams waarin verschillende neurotypes de ruimte krijgen om de eigen talenten in te zetten, presteren tot 30 procent beter dan een homogeen team, volgens de auteur. Daarnaast past aandacht voor neurodiversiteit bij een inclusieve samenleving waariniedereen zich thuis voelt, ongeacht sekse, huidskleur of achtergrond. En dus ook met elk brein.
Waar kunnen neurodivergente kinderen tegenaan lopen?
Honeybourne deed er onderzoek naar en combineerde dit met haar ervaringen vanuit de special needs-praktijk. Zij legt uit dat neurodivergente kinderen vaak van jongs af aan van hun omgeving het signaal krijgen dat er iets ‘mis’ met ze is. Denk maar aan de taal die we ervoor gebruiken: leerstoornis, ontwikkelingsstoornis.De meeste hulp aan neurodivergente kinderen is erop gericht dat ze op neurotypische kinderen gaan lijken. Zodat ze ook stilzitten, zich op dezelfde manier uitdrukken en van dezelfde activiteiten houden. Leeftijdsgenoten verwachten dit ook. Kinderen met een neurodivergent brein worden vaker gepest of buitengesloten. Dit heeft impact op hun zelfvertrouwen. Bovendien wordt van hen gevraagd dat ze zich continu aanpassen aan de omgeving, wat veel energie kost. Deze kinderen krijgen vaker negatieve feedback, hebben meer conflicten en vallen sneller uit. Neurodivergente kinderen hebben een verhoogde kans om op latere leeftijd mentale problemen zoals een depressie te krijgen.
Niet alle neurodivergente kinderen krijgen problemen. Er zijn ook kinderen die zich heel goed kunnen aanpassen of hun ‘anders zijn’ compenseren met andere talenten. Deze kinderen zijn echter onzichtbaar voor scholen en onderzoekers. Je komt alleen in beeld als het niet goed gaat.
Wist je dat …
… deze mensen een neurodivergent brein hebben?
- Zangeres Billie Eilish (Gilles de la Tourette)
- Uitvinder Albert Einstein (dyslexie)
- Bedenker van Pokémon Satoshi Tajiri (autistisch spectrum)
- Zanger Justin Bieber (ADHD)
- Tekenaar en filmproducent Walt Disney (dyslexie)
- Acteur Anthony Hopkins (autistisch spectrum)
- Milieuactivist Greta Thunberg (Asperger)
Bron: www.neurodiversityweek.com
Moeten alle labels als ADHD, dyslexie en hoogbegaafdheid overboord?
Niet per se, vindt Schepers. Een label kan iemand helpen om zichzelf te begrijpen en om aan anderen aan te geven wat hij of zij nodig heeft. Maar: ‘Een label mag nooit stigmatiseren of discrimineren,’ aldus Honeybourne. Niet alle dyslectici zijn creatief, niet elk kind met autisme heeft een gebrek aan vriendschappen. Binnen elk label bestaan grote variaties, sommige kinderen hebben dubbele labels en soms zijn kinderen met elk een heel ander label geholpen met eenzelfde oplossing, zoals het mogen gebruiken van een wisbordje (zie kader). Het individu is leidend.
Je minder richten op de labels heeft volgens Schepers voor leerkrachten ook een voordeel. In een neuro- inclusieve school hoef je namelijk geen expert te zijn in al die losse labels. Je richt je aandacht op aanpassingen in je leslokaal, communicatie en didactiek, zodat elk kind optimaal leert en zich goed voelt.
Wat betekent aandacht voor neurodiversiteit voor scholen?
Dit betekent vooral een omslag in denken. Een omslag in hoe je kijkt naar de schoolinrichting, didactiek, regels en routines, en hoe je communiceert metleerlingen en ouders. Elk proces zou je ook vanuit een neurodivergent brein kunnen bekijken. In haar boek geeft Honeybourne een eyeopener vanuit de praktijk. Ze begeleidde een school waar kinderen die hun werk niet af hebben, in de pauze verplicht doorwerken in de bieb. Dat lijkt een straf, maar voor een kind met kenmerken in het autistisch spectrum bleek het een beloning. Het kind gebruikte de pauze om tot rust te komen.
Als je naar de Nederlandse onderwijspraktijk kijkt, zie je dat er al veel goeds gebeurt. Denk aan hulpmiddelen zoals geluidsdichte koptelefoons die in de klas worden gebruikt. Deze oplossingen kun je nog breder inzetten. Op een neurodiverse school zijn die koptelefoons bijvoorbeeld niet alleen voor kinderen met een‘stoornis’, maar voor iedereen die daardoor prettiger of beter leert. Ook een growth mindset (de overtuiging dat je vaardigheden kunt ontwikkelen) past bij hetneurodivergente denken. Het creëert een veilige omgeving om te zijn en te leren. Veel scholen werken daar al mee.
Wat kun je zelf in de klas doen?
Het is belangrijk om te accepteren dat onze hersenen op een natuurlijke manier van elkaar verschillen en dat ieder brein gelijkwaardig is. Verwacht dus verschillenhierin. Besteed extra aandacht aan een goede sfeer in de klas. Kinderen met een neurodivergent brein kunnen zich sneller onveilig voelen. Leer kinderen dat hetnormaal is om verschillend te denken, te voelen en te praten. Probeer neuro-inclusief naar ouders te communiceren. Bekijk hoe je je instructies en werkvormen kunt aanpassen, zodat iedereen optimaal leert. Soms gaat het om slechts kleine aanpassingen, zie het kader.
Tips voor neuro-inclusiviteit
In haar boek The Neurodiverse Classroom deelt Victoria Honeybourne praktische tips om je klas neuro-inclusief te maken. Enkele voorbeelden:
- Gebruik bij je mondelinge uitleg veel visuele ondersteuning, zoals afbeeldingen en gebaren.
- Kies een pastelkleurige achtergrond voor je powerpoint. Dit vermindert de intense lichtprikkel waar sommige kinderen last van hebben.
- Wacht tien seconden na een vraag, zodat ook kinderen die langzamer denken mee kunnen doen.
- Gebruik de voorleesfunctie van de computer voor kinderen met taalproblemen.
- Wissel groepsactiviteiten, werken in tweetallen en individuele activiteiten af. Ook bij gym! Voorkom dat kinderen denken dat je alleen van bewegen of knutselen kunt genieten als je goed in samenwerken bent.
- Neem niet aan dat iedereen van activiteiten als het schoolfeest geniet, maar vraag het. Niet elk kind wil op zijn verjaardag in de belangstelling staan.
- Help kinderen met taalproblemen om hun gedachten te verwoorden met zinsstarters, zoals: ‘Ik ben het eens met Javey, maar wat ik toe wil voegen is …’
- Gebruik het wisbordje vaker. Een kind met een slecht werkgeheugen noteert er tussenstappen op. Een kind met taalproblemen schrijft er onbekende woorden op. Een kind dat moeite heeft met zelfstandig werken, zet er een taken- lijstje op. Zo kan het een opdracht in kleine stukjes hakken en deze afvinken.
Meer Juf & Meester Magazine
Ben jij al geabonneerd op Juf & Meester magazine? Hét gratis lifestyle blad voor het basisonderwijs!
Juf & Meester wordt 2x per jaar bij abonnees bezorgd. Heb jij geen abonnement? Meld je dan aan. Je krijgt het magazine dan 2x per jaar bij jou op school. Helemaal gratis!