Ik heb een ‘bondje’ met leerling Saar. Een Brabants bondje welteverstaan. Dat klinkt heel erg ‘Wie is de Mol?’-achtig, maar dat is het niet. Dagelijks bespreken Saar en ik even of er in Brabant nog licht brandt. En of de nachten nog lang zijn geweest. Het is ons momentje, een keigezellig onderonsje. Saar begrijpt mij als ik het over Oeteldonk heb en ik begrijp Saar als ze met haar opa naar Lampegat is gegaan. Saar heeft namelijk net als de juf Brabantse roots en Saar is net als de juf in de februarimaand een beetje verdrietig, omdat het carnaval aan onze neus voorbijgaat. Want ja, als je boven de rivieren woont, krijg je weinig mee van het hossende feestgedruis.
Gelukkig heeft Saar een juf die elke gelegenheid aangrijpt om van een gewone dag een feestje te maken. Er valt elke dag wel wat te vieren, is het motto. Zo verkleden we ons met de Kinderboekenweek als een favoriet boekpersonage of superheld, staan we met de Koningsspelen in het oranje te springen, hebben we met het Juffenfeest de uitbundigste verkleedkleren aan en komen we met het Voorleesontbijt zelfs in pyjama of onesie naar school. Zo vier ik stiekem op de raarste tijden toch een beetje carnaval.
Een tijd geleden vond ik dat ik mijn groep een beetje cultuur moest bijbrengen. En daar was Saar het roerend mee eens. Het Brabantse leven is namelijk meer dan alleen vier dagen verkleed rondlopen. Ik besluit daarom een lesje Brabants te geven.
Ik start de les met Nijntje in het Brabants. Het is lachen, gieren, brullen. Vervolgens maken we rondom Brabant een woordspin. De kinderen vinden daadwerkelijk dat ze ‘heul veul’ van Brabant weten: woorden als PSV, Guus Meeuwis, Roy Donders, worstenbroodjes, huispakken en Bossche bollen passeren de revue. Ook test ik mijn leerlingen op hun woordkennis. Wederom hilariteit. Een lippel? Dat is een lepel. Een juin? Die is wat moeilijker, maar dat blijkt een ui te zijn. En pils? Geen idee. Iris denkt dat het iets met vitamientjes te maken heeft. Helaas kan ik dat niet goed rekenen. En ook Saar schudt haar hoofd.
Ik stip nog wat historische hoogtepunten uit het hertogdom aan en tot slot hebben we het over accenten en dialecten. Er wordt opgemerkt dat ze overal in Nederland gek praten, maar vooral in Brabant. ‘Toch vind ik die zachte g van jou heel schattig hoor, juf!’ meldt Isa enthousiast. En dat beschouw ik als een groot compliment.
Na afloop vraag ik de kinderen wat ze van de les vonden. ‘Keigaaf!’ is het antwoord.
Missie geslaagd.