Het is een uur of vier als een collega enigszins paniekerig mijn klas inschuift. ‘Lysbeth,’ fluistert ze. ‘Ik moet je iets laten zien.’ Ze duwt haar telefoon in mijn gezicht. Ik zie nog net een Facebookpagina voor alles wazig wordt. ‘Niet zo dichtbij!’ sis ik, en duw de telefoon weg. Dat ik schermpjes tegenwoordig alleen nog maar op armlengte afstand kan lezen, heb ik zelf nog niet eens geaccepteerd, laat staan dat ik dat wereldkundig maak.
‘Wat moeten we doen?’ Ik probeer haar nog wat te sussen, zo erg kan het niet zijn? Ik pak de telefoon en kijk. Ik heb maar vijf seconden nodig om te zien wat er nu eigenlijk op die Facebookpagina staat. Zo erg is het dus wel. Op een openbare groep staat een niet al te florissant bewerkte foto van een collega van ons, waarbij vermeld wordt dat deze juf lijkt op juffrouw Bulstronk uit het boek Matilda van Roald Dahl. (Ergens ben ik opgelucht met deze vergelijking, er zijn echt ergere dingen te bedenken.)
Aan de reacties is te zien dat een aantal kinderen uit de bovenbouwgroep hierbij betrokken is. Een duidelijk geval van gebrek aan mediawijsheid: ze hebben geen idee wie er allemaal meelezen. In dit geval toch wel handig, omdat we meteen weten bij wie we moeten zijn. Het is nu nog relatief onschuldig, maar ik herinner mij krantenberichten over geschorste kinderen die docenten in het openbaar aan de schandpaal nagelden.
Dezelfde middag nog zitten we met een aantal collega’s bij elkaar. De betreffende collega is ook ingelicht en zit te huilen. Ik vind het naar voor haar, maar ergens ben ik ook blij dat ik niet het onderwerp ben. Natuurlijk zullen de ouders ingelicht worden en krijgen de kinderen die hieraan meegewerkt hebben straf. We zullen de lessen mediawijsheid in de hele school weer gaan aanscherpen, om een herhaling te voorkomen. Ik neem een beetje afstand en luister naar de reacties van collega’s.
‘Die kinderen zijn helemaal losgeslagen door de sociale media!’ zegt de een.
‘Ouders letten ook gewoon niet op wat hun kinderen doen op social media,’ zegt een ander. Terwijl ik denk: vroeger schreven ze briefjes met lelijke woorden en tekeningen en gaven ze die door in de klas. Dan realiseerden ze zich ook niet wat er zou kunnen gebeuren als het briefje ‘openbaar’ zou worden. Alleen kan een briefje makkelijker in een prullenbak. Ik richt mij tot mijn collega die het slachtoffer is: ‘Kun je bedenken waarom ze zoiets gedaan hebben? Is er iets gebeurd of loopt het gewoon niet zo lekker?’
Ze kijkt me even verbluft aan en begint dan nog harder te huilen. Mijn andere collega’s kijken me kwaad aan.
‘Ga je het nou opnemen voor de kinderen?’
‘Alsof het haar schuld is!’
Ik houd mijn mond nu maar, over een dag of twee hebben we het er nog weleens over. Een vervelende Facebookpagina over een leerkracht is een uitingsvorm (die niet onbestraft mag blijven) over iets wat scheef zit in de relatie met de leerlingen. Als dat niet opgelost wordt, zullen er nog andere uitingsvormen volgen. Misschien zelfs met ouderwetse doorgeefbriefjes…