Nathan zit gebogen over zijn topografiehuiswerk. Of ik hem wil helpen met leren? Ik wijs iets aan op de kaart en hij zegt wat het is. Nou goed, natuurlijk wil ik hem helpen, alleen wil ik dan wel dat hij het antwoord opschrijft. Zijn fouten zitten namelijk altijd in de spelling. De eerste antwoorden gaan goed: de Rijn, de Maas. Dan schrijft hij: De Biesbos.
Ik reken het fout, het moet met -sch. Hij beweert dat hij het van de juf zo moet leren. We zoeken het, discussiërend en lichtelijk geïrriteerd, op in zijn topowerkblad. Tot mijn verbazing heeft hij gelijk. Ik googel en laat zien dat de rest van de wereld, inclusief het Nationaal Park zelf, -sch gebruikt. Nathan is in de stress. Moet hij nou straks het antwoord geven dat zijn juf van hem wil of dat volgens zijn moeder goed is?
Een paar weken later herhaalt de discussie zich als hij moet leren dat in 1953 de meeste slachtoffers van de Watersnoodramp in Zuid-Holland vielen. Ik neem contact met de juf op. De school blijkt bezuinigd te hebben op een topografiemethode en werkt al jaren met door een collega zelfgemaakte werkbladen. Ze staan boordevol fouten. Ik ben niet boos en vind de juf niet dom. Echt niet. Maar er gaat hier wel iets mis. Laat ik het uitleggen met deze column.
Deze column is niet perfect. Als ik hem inlever, zit hij boordevol tik- en spelfouten. Want als er iets lastig is, is het om fouten uit je eigen tekst te halen. Na het schrijven ben ik daar een soort van blind voor. Gelukkig wordt hij door nog drie mensen op inhoud en vorm bekeken voordat jij hem online kunt lezen. Dat checken en tegenlezen is routine binnen de media- en uitgeverijwereld, maar is onzichtbaar voor lezers. Het is een onderdeel waar mensen die zelf iets in elkaar draaien, geen rekening mee houden. En ikzelf als leerkracht ook geen rekening mee hield.
Dat is oké. Je kunt als leerkracht al zo veel.
Als leerkracht was ik bang om een methodeslaaf te zijn. Daarom schreven we echte brieven bij taal, kleiden we klokbekers als de geschiedenismethode over de prehistorie ging en kwam een bevriende radioverslaggever in de klas bij het onderwerp ‘media en democratie’. Ik zou het zo weer doen. En ik ben nog steeds voorstander van leerkrachten die hun eigen talent, netwerk en de actualiteit gebruiken om hun lessen extra aantrekkelijk te maken. Sterker nog, ik denk zelfs dat een grote uitgeverij als Malmberg jou helemaal geen slaaf van hun product wil maken. Waar het om gaat, is dat het als leerkracht onmogelijk is om naast je werk ook nog een baan als educatief schrijver, leerlijndeskundige, fotograaf, eindredacteur, toetsmaker en grafisch vormgever te hebben. En dus ook om als bureauredacteur alle fouten uit je eigen tekst te halen. Daar heb je de expertise en tijd niet voor. Dat is oké. Je kunt als leerkracht al zo veel, je hebt al een drukke werkweek.
Wil je toch een keer je helemaal uitleven? Dan kun je die functie van bureauredacteur redelijk ondervangen door zelfgemaakte werkbladen te laten checken door een collega. Daar worden ze beter van. En mocht die collega je uitlachen om je spel- en tikfouten, verwijs hem of haar gerust naar deze column.
Corine is journalist en stond 15 jaar geleden voor de klas. Nu ze zelf twee zoons – Nathan en Levi – heeft, bekijkt ze het onderwijs van een heel andere kant. Ze is dol op schrijven, de creativiteit van haar kinderen, frambozen, het strand en het keihard meezingen met liedjes in de auto.
Uit respect voor de privacy van haar kinderen zijn de namen aangepast.