Elk jaar maak ik met de kinderen een bucketlist voor de zomervakantie. Toen de jongens twee jaar waren, bestond de lijst uit: spelen met mama en ijs eten. Heel veel ijs eten. Inmiddels staan er creatievere dingen op, zoals water uit een waterval drinken, de zonsondergang bekijken en zelf pindakaas maken. En natuurlijk… ijs eten. Dit keer geen gewoon ijsje, maar eentje met vijf bolletjes én slagroom én discospikkeltjes.
Wat niet op de lijst staat: rekenen en boeken lezen. Toch lijkt het erop dat ook die dingen onderdeel van de vakantie gaan worden. Levi heeft namelijk een overijverige juf die zich zorgen maakt over het zwarte gat dat zomervakantie heet. En weet je, ik begrijp haar nog ook. Als beginnend leerkracht was ik verbijsterd over het niveau waarmee kinderen na de zomervakantie mijn groep 4 binnenkwamen. Beetje simpel, maar ik dacht dat het aan mijn groep 3-collega lag. Totdat ik hoorde van de zomerdip. Kinderen zouden in de vakantie tot een maand teruglopen in hun ontwikkeling. Vanaf dat moment gaf ik de kinderen zelfgemaakte en verantwoorde vakantie-doeboeken mee.
Als ouder maak ik me hier eigenlijk helemaal niet meer druk om. Ach, laat ze lekker spelen. Spelen is goed voor de creativiteit, om te ontspannen en om dingen te leren waar ze op school niet aan toe komen. Laat ze toch. Totdat ik de juf van Levi sprak. Met een déjà vu naar mijn eigen tijd als juf begon ik te twijfelen. En te googelen. Bestaat die zomerdip eigenlijk echt?
In Amerika zijn de vakanties lang en lijkt er inderdaad een terugval te zijn, lees ik. In Nederland zijn leerkrachten het met elkaar eens: het bestaat. Maar echt wetenschappelijk aangetoond is het niet. Tenzij je het onderzoek van een educatieve-spellenfabrikant meetelt dat ‘bewijst’ dat de dip bestaat. Maar dat doet me toch te veel denken aan ‘wij van Wc-eend adviseren Wc-eend’…
Het enige wat ik dus kan doen, is op mijn intuïtie afgaan. Die vertelt me om niet te varen op de zomerhuiswerklijst, maar op onze bucketlist. Want: nieuwe avonturen en familietradities zijn óók wat waard. Bovendien heb ik een alibi nodig om uit de bocht te vliegen. Om mijn kids één keer in het jaar een superijsje te gunnen. Ik verheug me er nu al op. We gaan het ijsje eten bij zonsondergang. En terwijl we genieten, vraag ik of ze weten waar de zon naartoe gaat… Tja, zo’n educatieve prachtkans kan ik ook in de vakantie niet laten schieten, toch?