Vlak voor de tweede bel komen ze binnen: Lex en zijn moeder. Hij trekt haar mee: ‘Jij moet het zeggen.’ Ik kijk ze lachend aan, welk spannend nieuwtje zou er volgen? ‘De hond is dood,’ stamelt moeder. Haar mondhoeken trillen.
Het is maandagochtend. Terwijl de kleuters om me heen rennen en elkaar vertellen hoeveel toetjes ze dit weekend hebben gegeten, staat de wereld voor Lex en zijn moeder even stil. Hun hond is nog geen uur geleden aangereden en overleden. Nu ligt hij in de vriezer. Het klinkt bizar en dat is het eigenlijk ook. Moeders ogen schieten vol. Ze zoekt naar een grote zonnebril in haar tas, mompelt iets over flink blijven en loopt snel met Lex naar zijn plek.
Niet veel later is het tijd om de dag te starten. Ik heb nog geen plan de campagne, dus we doen het als altijd: met z’n allen in de grote kring. Misschien is dat wel fijn. De weekendverhalen vliegen me om de oren en er ontstaat een betekenisvolle discussie over het nut van spinnenwebben. Maar dan zie ik de gedachten van Lex afdwalen. Ik wenk hem naar me toe, hij kruipt op schoot. Alsof ze het aanvoelen, zijn de kinderen direct stil. Dit is ernst. Lex’ stem bibbert: ‘Mijn hond is dood.’ Een traan landt op mijn knie.
De kinderen kijken me vertwijfeld aan, ze weten even niet wat ze moeten zeggen. Pas als ik ze op gang help, schieten de vingers de lucht in. Lily vindt het zielig, Boudewijn vertelt dat hij de hond zo lief vond en Sunan merkt wijs op dat het wel héél erg moet zijn, omdat het zo plotseling gebeurd is.
Dan wil Bobby iets zeggen. ‘Ik heb best veel zakgeld, juf. Als Lex wil, kan ik wel een nieuwe hond voor hem kopen.’ Hij kijkt er groots bij, duidelijk trots op zijn eigen idee. Ik word warm vanbinnen. Wat ongelofelijk lief.
We praten nog wat door, over huisdieren, verdriet en hondenhemels vol katten om op te jagen, en dan is de koek op. Kleuters. Bewegen moeten ze.
En bewegen doen ze. Massaal naar de tekenhoek, om de prachtigste kunstwerken te maken. Honden met stippen, strepen, hoedjes, brillen en regenboogstaarten – alles komt voorbij, en alles is voor Lex.
De aandacht doet hem goed. De rest van de ochtend is Lex speciaal. Hij krijgt knuffels en privileges waar normaalgesproken hard om geruzied wordt: vooraan in de rij en de beste fiets tijdens het buitenspelen. ‘Juf?’ vraagt hij als we weer binnen zijn. ‘Mag ik nu ook als eerste kiezen?’ Vooruit.
Als de oppas hem die middag komt halen, staat hij haar al op te wachten, zijn handen vol met moois. ‘Mijn hond is dood,’ zegt hij dapper, ‘maar deze tekeningen neemt hij mee naar de hemel!’
Ik glimlach. Zo is het maar net.