Met grote ogen kijkt ze me aan. Ze straalt en zwaait, en springt dan plotseling op voor een knuffel. Ik glimlach en peuter haar voorzichtig van me los. ‘Goedemorgen Isabel, wat fijn om je weer te zien. Ga je zitten? We gaan beginnen.’
Groep 3 zit klaar voor de gymles. Tikkertje, een balspel, een superheldenactiebaan en een circushoek. Na mijn uitleg gaan de kinderen enthousiast aan de slag en een kwartiertje later schuif ik aan bij Isabel, die net even zit uit te hijgen op een bank. Een grotere glimlach heb ik nog nooit gezien. ‘Gaat het zo goed met je, meid?’ Isabel knikt. ‘Ik ben zó gelukkig!’ Waarom? Ze wijst naar het tikspel: ‘Daarom!’
Isabel. Een meisje vol pure emoties. Wat ze voelt, voelt ze in haar hele lijf en baant zich aan alle kanten een weg naar buiten. Een open boek. Een heerlijk kind. Ze danst door de zaal en geniet met volle teugen. Zelden heb ik iemand meer zien genieten van een gymles. Een week later val ik een dagje in bij haar in de klas. Van het stralende kind is niets meer over. Rekenen gaat niet. Schrijven is moeilijk. Bij het lezen rent ze huilend naar de gang. Ik zie een en al frustratie in haar grote bruine ogen en mijn hart breekt.
Is dit meisje wel klaar voor groep 3? Ze voelt de druk van de klas, maar kan niet meekomen. Ze moet presteren. Maar hoe belangrijk is dat op dit moment? Of op elk moment, als ik eerlijk ben? In de pauze komt Isabel naar me toe: ‘Juf, mag ik gewoon even bij je zitten?’ Natuurlijk mag dat. Ze klimt bij me op schoot met haar bakje blauwe bessen. Terwijl de klas een filmpje kijkt, schurkt ze steeds dichter tegen me aan. ‘Isabel,’ zeg ik zachtjes, ‘weet je wel hoe knap ik je vind?’ Ze kijkt me verbaasd aan. ‘Het is best moeilijk in groep 3, hè?’ Isabel knikt. Ik vertel haar dat ik heus zie hoe hard ze haar best doet en dat het echt niet erg is als dingen soms wat lastiger zijn. ‘Iedereen is wel ergens goed in.’ Een traan rolt over haar wangen. Ik slik de mijne weg.
De volgende dag staat de groep weer in de gymzaal. Isabel komt haastig op me af rennen. ‘Juf! Ik heb ontdekt waar ik goed in ben!’ Lachend kijk ik haar aan. ‘Vertel eens?’ Isabel springt op en neer en juicht dan: ‘Gymmen!’ Zo is het maar net.
Terwijl Isabel wegsprint om de zaal te verkennen, word ik warm vanbinnen. Ik krijg de neiging met haar mee te rennen. Dit is geluk. Ik heb het mooiste beroep van de wereld.