Hij zit te wiebelen. De punt van zijn beknabbelde potlood is zojuist voor de derde keer afgebroken. gefrustreerd gaat hij door. Het papier scheurt, terwijl hij met onhandige bewegingen zo verschrikkelijk zijn best doet op die nieuwe schrijfletter.
Mees. Mijn zwak, mijn liefde. Hij zucht luid en veegt zijn werkboekje van tafel. Met veel bombarie smijt hij het potlood in zijn la, die van de weeromstuit uit het tafeltje klettert, en kijkt me nijdig aan. ‘Dit ga ik nooit leren, juf!’ Als ik hem later een vergrote bladzijde met de letter geef en die met verse kleurpotloden laat maken, lijkt het leed van zojuist vergeten. Hij straalt van top tot teen en gaat ijverig aan de slag.
Even later staan twee beste vrienden, Abel en Melle, te kibbelen op het schoolplein. Het begint onschuldig, maar al gauw gaat het over in woest geschreeuw en ongecoördineerd geduw. Mijn juffenhart dwingt me hun kant op, maar dan zie ik de mannen alweer voorzichtig lachen. ‘Maak je geen zorgen, juf,’ zegt Abel wijs, zodra hij me in het oog krijgt. ‘We zijn nou eenmaal vrienden. Ruzie hoort erbij, maar het komt altijd goed.’ Ik grinnik. Daar zouden wij meiden nog een hoop van kunnen leren.
Als we die middag aan het rekenen zijn, springt Liam plotseling op om kladpapier van de kast te pakken. Hij doet het iets te enthousiast, waardoor ons vrolijke plantje, inclusief pot, op de grond uit elkaar valt. Liam blijft geschokt staan. ‘Oeps. Dat was niet mijn bedoeling.’ Ruig, wild, impulsief – maar zo lief en puur. De jongens in mijn klas. Want zo gaat het door.
Nanne is de kaft van zijn rekenboek kwijt (hoewel hij echt niet snapt hoe dat nou gebeurd is), Walid verstopt zich onder de kapstok (omdat hij even genoeg had van het leren), Pim komt met een bebloede vinger naar me toe (en heeft zojuist ontdekt dat diezelfde vinger dus inderdaad in een punten-slijper past), Jonne stoot zijn hoofd tegen de verwarming als hij van zijn stoel valt (maar gaat weer aan tafel zitten alsof er niets gebeurd is), Emilio is zijn derde gum van deze week kwijt (of is het al de vierde?) en Daniël kegelt een paar klasgenoten omver bij het rondslingeren van zijn gymtas (want hij moest toch testen of de hengsels goed vastzaten).
Het is aanpoten, zeker, zulke druktemakers om je heen. Ik sta regelmatig met mijn handen in het haar, niet opgewassen tegen zoveel chaos. Toch geniet ik met volle teugen. Kleine mannen geven kleur aan de dag. Ze houden je scherp, ze verrassen en vertederen je. Ze kunnen ontzettend rebels zijn, maar gaan stiekem voor je door het vuur. Ze geven luchtigheid aan zaken, zonder dat zelf te beseffen. Jongenskinderen. Geen klas kan zonder ze.