‘Als ik jullie vertel dat ik een nieuwtje heb over mezelf, wie kan dan bedenken wat dat zou kunnen zijn?’ Het is maandagmiddag, we hebben nog drie kwartier te gaan tot de bel. Vragend kijk ik de klas rond, terwijl een paar vingers aarzelend de lucht in gaan. Julia mag eerst. ‘Je hebt een nieuwe poes.’ Nee. ‘Je hebt een nieuwe broek,’ probeert Tijn dan. Ook niet. ‘Je gaat je spreekbeurt houden,’ weet Ole opeens zeker. Terwijl de ideeën nu door de klas vliegen, vind ik het maar moeilijk om mijn lachen in te houden. Alles komt voorbij: ik ga op ijs trakteren, ik heb een mooi boek gelezen, ik kan heel mooi zingen, ik heb mijn haar geknipt, ik heb twéé nieuwe poezen. Helaas.
‘Je hebt een baby gekregen!’ roept Morris plotseling, en de klas is het ermee eens. Dat moet het wel zijn. Ik geef de kinderen even de tijd om dit idee te laten bezinken. ‘Oh wacht,’ klinkt het een paar tellen later, ietwat teleurgesteld, van Steven, ‘Dan had je natuurlijk eerst een dikke buik gehad.’
Toch slaat het idee wel aan. Er was natuurlijk iemand in mijn familie met een baby! Of ik heb gewoon een baby thuis, te logeren? Heeft mijn poes dan een baby? Ik blijf schudden met mijn hoofd. Bijna, jongens, bijna…
Plotseling worden de ogen van Dani groot: ‘Er zit een baby in je BUIK!’ Ik straal en knik. Ja! Dertien weken. Julia springt van haar stoel en komt voor me staan. ‘Mag ik luisteren?’ Nog voor ik iets kan zeggen, trekt ze mijn shirt omhoog en legt ze haar oor tegen mijn nog vrij platte buik. Ik mompel iets over persoonlijke ruimte en beleefde omgangsvormen, maar besluit haar dan te laten. Het is toch wel lief.
Binnen een mum van tijd wil de hele klas kijken en luisteren – al is er natuurlijk nog weinig aan op dit moment. Ik word haast omver gelopen als ook de stoere jongens me bestormen. De vragen vliegen me om de oren: Weet ik al wat het wordt? Hoe ga ik de baby noemen? Hoe heet mijn man? Klopt het dat ik dan geen wijn meer mag drinken? Komt het kindje wel hier op school?
We kletsen de tijd vol en schrikken als de bel opeens gaat. Snel zetten de kinderen hun stoelen op tafel en hijsen ze zich in hun jas. Ik krijg nog een paar fantastische namen toegefluisterd (Vosje, Boedi, Florian, Roos) en neem de kinderen dan mee naar buiten. Daar is alles meteen weer normaal. De ouders nemen het van me over en het nieuwtje lijkt vergeten bij de gedachte aan speelafspraakjes, nieuwe Pokémonkaarten en oma’s die op bezoek komen.
Tot Julia opnieuw voor me staat. ‘Dag juf,’ zwaait ze vrolijk, terwijl haar blik langzaam naar beneden glijdt. ‘Dag baby!’ Ze plant een kus op mijn buik en huppelt ervandoor. Ik blijf met een grote glimlach achter.