De vrolijke klanken van de muziekles komen me tegemoet als ik de gang in loop. De kleuters zitten gezellig in een kring te zingen en te trommelen. Alleen Emre doet niet mee. Hij staart voor zich uit en houdt zijn lippen stijf op elkaar. Voor Emre kom ik.
De juf pakt Emres hand en ik wenk hem. Kom. Hij rukt zich los en rent de bouwhoek in. Wilde paniek. Ik probeer hem gerust te stellen, vertel wat we gaan doen, maar Emre blijft heen en weer bewegen, zoekend naar een uitweg. Dit wordt niets. ‘Ik kom zo wel terug,’ fluister ik, en ik loop het lokaal weer uit.
Emre is nieuw in de klas. Hij komt uit Turkije en spreekt geen woord. Geen Nederlands, geen Turks, geen woord. Hij kán het wel, maar hij vertikt het. Eigenwijs, onzeker of boos – we weten het niet, maar vandaag wil ik toch proberen wat woordjes aan hem te ontlokken. De stilte doorbreken.
Gewapend met een prentenboek kom ik even later de klas weer in. Iedereen zit inmiddels aan de eigen tafel, klaar om een werkje te kiezen. Terwijl de juf kinderen aanwijst die naar voren mogen komen, schuif ik aan bij het groepje van Emre. Hij keert me direct resoluut zijn rug toe. Ik klets wat met de andere kinderen tot uiteindelijk iedereen is uitgevlogen naar huishoek, schildersezel, zandtafel of puzzelmat.
Tsja. Daar zitten we dan. Een enthousiaste juf en een ontoegankelijk kind. Wat nu? Ik besluit toch maar voor te gaan lezen, zo beeldend als ik maar kan. Het lijkt zinloos – maar plotseling gebeurt er iets. Emres houding verandert. Centimeter voor centimeter draait hij voorzichtig naar me toe. Hij laat zich verleiden door het verhaal en de mooie plaatjes. Dan neemt hij het boek van me over. Een verlegen lachje. Hij begint te bladeren.
Zodra het verhaal uit is, staat hij op om een nieuw boek te pakken. En nog een en nog een. Ik benoem steeds wat ik zie. Emre straalt en lacht hardop. Als we een boek voor de derde keer openen, haalt hij opeens diep adem. Hij wijst: ‘Poes.’ Ik val bijna van m’n veel te kleine stoel. Ja! Poes! ‘Hond.’ Ik knik. ‘Auto!’ Heel goed! ‘Poeshondauto, poeshondauto, poeshondauto!’ Emre lijkt op te stijgen van trots en ik doe met hem mee.
Vanaf dat moment is hij niet meer te stoppen. Hij raast door de boeken en wijst alle dieren aan: uil, slang, krokodil, muis en de leukste: monster. Voor voorlezen is geen tijd. Als een wildeman sjeest Emre over de pagina’s om te vertellen wat hij ziet. Het is haast magisch. De juf en ik wisselen een blik en ik kan het niet laten om Emre even over z’n bol te aaien.
Twintig boeken later kijk ik weer eens op de klok. Hè bah. De tijd is voorbij gevlogen, ik moet er weer vandoor. Emre kijkt beteuterd, maar dan komt klasgenootje Saar aangeschoven. In haar handen een prachtig dierenboek. ‘Ik wil wel met je lezen, Emre.’
Ik smelt. Dit is de bedoeling. Terwijl Emre en Saar zich samen over de bladzijden buigen, loop ik de klas uit. ‘Poeshondauto,’ mompel ik, terwijl ik de deur van het lokaal achter me sluit. Wat een fantastische ochtend.