De deur van de gymzaal slaat achter ons dicht. We hebben net lekker gesport, het is tijd om terug te gaan naar de klas. Het is druk op straat, waar het – zoals elke maandag – markt is.
Terwijl ik een nette rij van de kinderen tracht te maken en ze op het hart druk vooral niet aan de verleidelijke spulletjes van de eerste kraam te zitten, zie ik Lara opeens een harde duw uitdelen aan Jente. Als die begint te huilen, draaien een paar jongens zich nieuwsgierig om, daarbij uit de rij en van de stoep stappend. Ik roep wat, maar word overschreeuwd door Matthijs, die over het touwtje van zijn gymtas is gestruikeld en pijnlijk op de grond terecht is gekomen. Jasmijn begint plotseling te snikken – haar maatje heeft net gezegd geen vriendinnen meer te willen zijn. Lotte, die niet doorheeft welke chaos er langzaam aan het ontstaan is, trekt me aan mijn mouw: ‘Juf! Juf! Juf! Ik weet een leuke mop!’ Ook Sophie wil me iets vertellen, maar doet dat zo zachtjes dat ik er niets van versta. Verderop staat Lara nog steeds te briesen. Oh help, er gebeurt te veel tegelijk.
Oké. Hup. Schouders eronder. Dit ga ik regelen. Terwijl ik de jongens terugduw op de stoep en opgelucht constateer dat er met Matthijs niets aan de hand is, beweeg ik me richting Lara. Die werpt me een woeste blik toe en zet het op een krijsen. ‘NEE! NEE! IK GA NIET MEE NAAR SCHOOL!’ Dan begint ze te rennen.
Eén ogenblik ben ik verbluft. Wat gebeurt er? Ik hoef echter niet lang na te denken: erachteraan! Gelukkig ben ik sneller. Ik haal het boze meisje al na een paar meter in en grijp haar vast. ‘Lara, wat is er aan de hand?’ Giftig kijkt ze me aan. Ze perst haar lippen op elkaar. ‘Goed. Dan hebben we het er straks wel over. Nu pak ik je hand en loop je gewoon met me mee.’
Dat had ik gedroomd. Aan mijn hand sleep ik een tierend, krijsend, wild om zich heen slaand meisje mee. We worden van alle kanten bekeken door het winkelende marktpubliek. Ik schaam me dood, maar ik moet wel doorzetten. Een Surinaamse vrouw komt streng en behulpzaam op ons afgelopen. Ze wendt zich direct tot Lara: ‘Hé! Jij moet luisteren naar je juf!’ Het is een ogenblik stil, maar dan gaat het geschreeuw weer door. Ik heb het nog nooit zo warm gehad.
Met veel bombarie vervolgen we onze weg naar school. Stilletjes prevel ik een dankgebedje: de andere kinderen hebben hun problemen aan de kant geschoven en luisteren beter dan ooit tevoren.
Eenmaal in de klas vliegt Lara direct naar haar plaats. Daar barst ze in huilen uit. Haar hoofd gloeit nog na van de driftbui. Ik ga naast haar zitten met een glaasje water. ‘Hier. En vertel nou eens rustig wat er is gebeurd.’ Twee waterige oogjes kijken me aan. Lara haalt haar schouders op. ‘Gewoon,’ zucht ze. ‘Ik kreeg mijn veters niet vast.’
Ik sta perplex. Pardon? Moest ze daar nou zo’n scène om trappen? Terwijl ik Lara’s moeder bel om haar toch even op de hoogte te stellen van het voorval, zie ik Lara zelf alweer de spelletjeshoek in lopen. Ze straalt en lacht en lijkt het liefste meisje van de wereld. Alsof er nooit iets is gebeurd.
Mijn gevoel ebt minder makkelijk weg. Terwijl ik nog wat doormopper en dingen mompel als ‘divagedrag’, ‘doe toch gewoon’ en ‘je kan alles toch gewoon tegen me zeggen?’ merk ik niet dat Lara aan het knutselen is geslagen. Even later staat ze voor me, in haar handen een prachtige tekening met ‘sori juv’. Hoe chagrijnig ik ook was, ik kan een glimlach niet onderdrukken. Oké. Het is al goed.
Aan het einde van de dag, als alles is uitgesproken, loop ik hoofdschuddend naar mijn bureau, waar een stapel nakijkwerk op me wacht. Groep 3. Never a dull moment.