‘Juf, wat betekent het als je ontelbaar veel van iemand houdt?’ Fouad kijkt me met zijn grote, diep donkerbruine ogen aan. ‘Dan houd je heel, heel, héél erg veel van iemand. Zo veel, dat het niet te tellen is,’ luidt mijn antwoord. ‘Daarom heet het ontelbaar zeker!’ is zijn respons. ‘Omdat je het niet kunt tellen!’ En dat klopt als een bus.
Het is maandagochtend en we zitten in de kring. Na Fouads vraag is groep 3 duidelijk geïntrigeerd door het woordje ‘ontelbaar’ en wil er meer over weten. Ik begin daarom bij het begin. Wat kun je allemaal tellen en tot hoever kun je tellen? Tim kan tot 5 miljoen tellen en Lexi zelfs tot een triljard. Moos telt graag tot 500, maar wel met de sprongen van 10. En Pam en Juul zijn heel trots op het feit dat ze al tot 100 kunnen tellen. Mounia kaart aan dat je heel veel dingen kunt tellen; van potloden tot huizen, van stickers tot mandarijntjes. Alle kinderen noemen wel iets dat ze kunnen tellen.
Als ik vervolgens vraag wat je níet kunt tellen, vliegen de antwoorden me om de oren: zandkorrels (Raf), regendruppels (Nathan) en kleine haartjes op je huid (Ava). Olav oppert dat je alle mensen op de wereld moeilijk kunt tellen. Janneke vindt dat onzin: ‘Die zet je toch gewoon naast elkaar en die tel je dan toch even?’ Daar is Olav het niet mee eens. Want wat nou als er tijdens het tellen baby’s worden geboren of mensen doodgaan? Dan klopt je telling toch niet meer?
Het is even stil in de klas. Sommige kinderen zie ik diep nadenken en anderen knikken instemmend. ‘Dieren zijn dan dus ook ontelbaar,’ vindt Bente. Als we van Olavs redenering uitgaan, klopt dat inderdaad. ‘En speelgoed dan?’ vraagt Dave. Nee, volgens Semmi kun je dat gewoon tellen. Dave is het er toch niet mee eens. ‘Maar wat dan als je speelgoed kapotgaat en in de fabriek allemaal nieuw speelgoed wordt gemaakt?’ Semmi krabt eens achter zijn oren. Dave heeft namelijk een punt.
Bij alles wat ze zien of horen vragen mijn derdegroepers zich af of het ontelbaar is of niet. Het houdt de gemoederen de hele dag flink bezig. Mijn zes- en zevenjarigen filosoferen als een stel oude Grieken en laten mij maar al te graag weten wat voor ontelbare dingen ze nog meer hebben gevonden of bedacht, zoals de sneeuw, sterren of blaadjes van de bomen.
‘Juf? Weet je, jij bent ook ontelbaar,’ zegt Moos bij het naar huis gaan. ‘Maar jij kunt mij toch makkelijk tellen?’ zeg ik tegen hem. ‘Van mij is er gewoon maar één.’ ‘Nee, juf. Ik bedoel… je bent ontelbaar lief!’ En met de dikke knuffel die ik van hem krijg, sluit ik mijn werkdag weer met veel plezier af.