Er kan nog wel het een en ander worden verbeterd in het onderwijs. Docenten willen dat ook best – zelfs graag – zelf doen, maar dan moeten de randvoorwaarden om dat te kunnen wel beter op orde zijn. Dat blijkt uit ‘De Staat van de Leraar’: het onlangs verschenen rapport waarin leraren hun eigen beroep onder de loep nemen. In dit artikel de belangrijkste bevindingen op het gebied van professionalisering, de toekomst van de leraar en de leraar van de toekomst.
De Staat van de Leraar is tot stand gekomen aan de hand van literatuurstudie, een online vragenlijst (700 respondenten) en zes één-op-één gesprekken met leraren uit verschillende lagen van het onderwijs. Thema’s als school en samenleving, werkbeleving, professionalisering en de toekomst kwamen daarbij aan bod. Het rapport is, met ondersteuning van de Onderwijscoöperatie, geschreven door een onafhankelijke groep leraren uit het po, vo en mbo.
Professionalisering en professionele ontwikkeling
Op allerlei gebieden wordt van leraren steeds meer verwacht. Om aan die verwachtingen te kunnen voldoen, ligt de focus vandaag de dag op professionaliseren: een leven lang leven. Wat scholen op dit vlak doen is moeilijk in kaart te brengen. Wel is bekend dat docenten in de onderbouw van het vo zich in 2013 focusten op de ontwikkeling van ICT-vaardigheden, differentiatie, speciale leer- en onderwijsbehoeften en klassenmanagement. Nog moeilijker in kaart te brengen is informele professionalisering; denk bijvoorbeeld aan de inspirerende gesprekken met een collega tussen de lessen door. Er lopen momenteel verschillende pilots en projecten waarin wordt gekeken hoe dergelijke ontwikkelingen herkend én erkend kunnen worden.
Professionalisering in het vo
In het vo is de afgelopen jaren veel gaande op het gebied van professionalisering. Er wordt veel van en met elkaar geleerd. Door middel van lesbezoek en overleg over toetsing en werkvormen, maar ook door informele bijeenkomsten, activiteiten en workshops. De professionele docent is dan ook iemand die samenwerkt aan verbetering van het onderwijs en die daarnaast de verantwoordelijkheid voor bij- en nascholing op zich neemt. Ook op het gebied van formele nascholing, zoals een master op promotie, zijn ontwikkelingen gaande. Vanaf komend schooljaar gaat De Nederlandse School namelijk van start: een postdoctorale opleiding voor onderwijsprofessionals.
De toekomst van de leraar
Ondanks de in de wet vastgelegde bekwaamheidseisen wordt lang niet al het onderwijs door bevoegde leraren gegeven. Daarnaast moeten scholen leraren in staat stellen om zich professioneel te ontwikkelen. Die ontwikkeling dient te worden vastgesteld in zogeheten bekwaamheidsdossiers. In het vo heeft slechts 25 procent van de scholen die dossiers op orde. Voor organisaties van leraren, zoals de Onderwijscoöperatie, zijn dit belangrijke redenen om lerarenregisters te ontwikkelen: voor het vo is dat registerleraar.nl. Inschrijving is nu nog een vrijwillige keuze, maar als het aan de overheid ligt wordt inschrijving vanaf 2017 verplicht.
De leraar van de toekomst
Wat leren we leerlingen op school en waarom doen we dat? Meer dan ooit houden leraren, leidinggevenden, ouders én leerlingen zelf zich met dergelijke fundamentele vragen over het curriculum bezig. En ieder geeft antwoord vanuit zijn of haar eigen opvattingen en overtuigingen. Deze ontwikkeling zou er volgens de auteurs van het rapport op kunnen duiden dat de samenleving minder om cijfers en prestaties vraagt en meer om waarden en zingeving. Daarnaast geeft het volgens hen uitdrukking aan een proces van verdere professionalisering van het vak en binnen scholen als geheel.
Verantwoordelijkheden
Ook raken deze vragen aan de discussie over waar de leraar én de school verantwoordelijk voor zijn. Bijvoorbeeld met betrekking tot de vraag naar meer geïndividualiseerde leerarrangementen, maar ook in verband met maatschappelijke thema’s zoals radicalisering, loverboys en obesitas. In samenwerking met andere betrokken partijen zullen leraren en scholen moeten uitvinden welke taken en verantwoordelijkheden zij wel en niet kunnen of willen dragen.
Op beleidsniveau
Met name op beleidsniveau voelen veel leraren zich een speelbal. Over de daadwerkelijke invloed van de beroepsgroep op het onderwijsbeleid, zijn dan ook verschillende dingen te zeggen. Aan de ene kant zie je dat leraren de afgelopen jaren steeds meer betrokken worden bij beleidsvorming, zoals bij Onderwijs2032 en het vaststellen van de Lerarenagenda. Aan de andere kant lijkt het er zo nu en dan op dat deze inmenging wordt geframed als een keurmerk dat zegt: ‘met instemming van dé leraren’. Om de invloed van de beroepsgroep op beleidsniveau door te zetten, zullen zij volgens de auteurs als collectief actie moeten ondernemen: ‘Macht is iets wat je af kunt dwingen, gezag verwerf je alleen als een sterke, liefst ook georganiseerde beroepsgroep. Daar moeten we zelf samen verder vorm aan geven.’
Afgelopen vrijdag verscheen op Onderwijs van Morgen ‘De staat van de leraar in het voortgezet onderwijs: deel 1’: over bevindingen op het gebied van autonomie, werkbeleving en de staat van de beginnende leraar. Wilt u graag alles lezen? Download dan de rapportage.
Heeft u De Staat van de Leraar gelezen? Wat vindt u van de bevindingen? Laat uw reactie achter via onderstaand reactieformulier.