We hebben een olifant, een zebra, een pandabeer en een giraffe. Welk dier hoort er niet bij? De pandabeer, want die leeft niet in Afrika. Of de olifant, want die heeft als enige geen vacht. Of de giraffe, want die is de enige met een lange nek. Met deze denkkaartjes denken kinderen na over overeenkomsten en verschillen. Het mooie is: er zijn meer antwoorden goed, het gaat om het beredeneren en het creatief denken!
Zo werkt het
Geef elk kind een kaartje. De kinderen lopen rond.
• Op een afgesproken teken, bijvoorbeeld een fl uitsignaal, vormen de kinderen tweetallen. Laat ze nadenken en overleggen over de volgende vragen:
Welke overeenkomst hebben jullie? Wat is een verschil?
• Herhaal dit een aantal keer.
• Gaat het goed, vorm dan drie- of zelfs viertallen. De vraag wordt dan: Wie van jullie hoort er niet bij? De kinderen beredeneren zelf op basis waarvan dat dier er niet bij hoort. Bijvoorbeeld: hoe het eruitziet, de kleur, waar het woont enzovoort.
Variant: Wie is de mol?
Rara, wie ben ik?
Elk kind krijgt een kaartje op de rug. De kinderen lopen rond, stellen vragen en proberen te ontdekken welk dier ze zijn. Ze mogen alleen vragen stellen waar je ‘ja’ of ‘nee’ op kunt antwoorden.
• Alle … verzamelen!
De kinderen lopen rond. Noem een categorie, bijvoorbeeld: Alle vogels / roofdieren / jonge dieren / boerderijdieren / dieren die je kunt aaienzonder-gevaar verzamelen! Deze kinderen gaan op een afgesproken plek bij elkaar staan.