Verschillende onderwijsadviesorganisaties hebben het over ‘een nieuwe manier van toetsen’. Ze trekken de scholen in om allerlei cursussen over dit onderwerp te geven, maar wat is er nu precies ‘nieuw’ aan deze visie op toetsen?
Inzicht
Docenten willen inzicht in de resultaten en prestaties van hun leerlingen. Welke onderdelen van de stof beheersen leerlingen wel, welke onderdelen niet? Waar moeten ze de leerling extra in begeleiden? Aan deze wens is niets nieuw. Echter: écht zicht krijgen op de ontwikkeling van de leerlingen is een niet eenvoudige en tijdrovende zaak. Veel initiatieven lopen dan ook stuk op de factor tijd.
Docenten willen dus betere toetsen. Dat staat sinds jaar en dag als een paal boven water. Toetsontwikkelaars slagen er blijkbaar niet in om een toetsproduct te ontwikkelen dat goedkeuring van docenten kan wegdragen. Het Cito is wel de meest bekritiseerde partij maar ook educatieve uitgeverijen krijgen een veeg uit de pan. En wat dan zo’n goede, betere toets is? In ieder geval, zeggen docenten:
‘moet de toets in foutloos Nederlands gesteld zijn, moet er getoetst worden wat de leerling in de leerstof heeft geleerd, moeten de vragen eenduidig zijn, moet er getoetst worden op inzicht en op toepassing, maar ook op reproductie (want de ijverige leerling moet ook beloond worden). Ook mag het nakijken van toetsen niet te tijdrovend zijn en het beoordelen ervan niet te complex. Digitaal toetsen? Wie weet! Graag in Arial 12 trouwens, die toetsen. En we willen ze ook graag kunnen aanpassen, eigen accenten kunnen leggen.
Kortom: het definiëren van de eigenschappen van een goede toets valt niet mee.
Hoger rendement
Directies willen weer betere toetsresultaten en een hoger onderwijsrendement. Eigenlijk al sinds de overzichten in Trouw met schoolprestaties speelt benchmarking in onderwijsland een rol. Door de verscherpte exameneisen en de pittige concurrentie tussen scholen komen toetsing en benchmarking van resultaten nog meer in beeld: Scholen willen weten hoe hun leerlingen het doen ten opzichte van leerlingen elders in de regio/in het land. Vakdocenten worden ‘afgerekend’ op de resultaten van hun leerlingen. Op weg dus naar nieuwe toetsen zodat winst kan worden geboekt.
De docent moet behalve opvoeder, leermiddelenontwikkelaar, leerstofoverdrager, inspirator en coach nu ook toetsconstructeur zijn en een visie ontwikkelen op toetsing.
Tijdens het Talent Docentencongres Nederlands bespreekt Karen Heij, directeur van Bureau ICE, een nieuwe visie op toetsing. Op deze manier proberen wij een bijdrage te leveren aan de discussie en visieontwikkeling op het gebied van toetsing.
Wat vindt u een goede manier van toetsen en wat zou volgens u de discussie hierover naar een hoger level kunnen brengen? Ik ben benieuwd naar uw mening.
Erika Welgraven – Uitgever Nederlands en Literatuur