Terwijl ik druk bezig ben met het nakijken van de eindexamens van mijn leerlingen, voel ik een boosheid opkomen. Een boosheid die altijd ergens sluimerend aanwezig is en dan ineens naar bovenkomt. Het gaat hier om de escalatieladder die door de Inspectie in het leven is geroepen als indicator of een school goed functioneert. De resultaten van de eindexamens van mijn leerlingen moeten namelijk binnen de marges vallen van hun eerder gescoorde punten op hun schoolexamens.
Door Anke Swanenberg (29), docent Nederlands op het Stedelijk College Eindhoven. Dit artikel verscheen eerder op Toets.nl.
Een regel die bij mij en mijn (vak)collega’s voornamelijk ergernis opwekt. Begrijp me niet verkeerd, ik houd van regels. Voorschriften en normen zorgen voor duidelijkheid, eenduidigheid en rust. Dat er tussen de resultaten van het schoolexamen en het centraal examen maximaal 0,5 punt verschil mag zitten, klinkt in eerste instantie dan ook als een mooie regel. Helder geformuleerd met een rond meetbaar getal. Bij andere schoolvakken kan ik er ook nog redelijk inkomen dat het verschil iets zegt over de kwaliteit van het onderwijs. Maar bij Nederlands worden andere vaardigheden gemeten op de schoolexamens dan op de centrale examens. Dus wat toont dit verschil tussen SE en CE bij Nederlands nu eigenlijk aan?
Krampachtig voldoen aan de norm
Ligt de focus niet verkeerd? Als leerlingen voor hun schoolexamens een 8,2 scoren en voor hun eindexamens een 7,6 dan is dat toch beter dan een 6.3 en een 6.4? Nuttiger lijkt het me om de eindcijfers van de schoolexamens en eindexamens tussen scholen te vergelijken. In de praktijk blijkt namelijk dat het SE Nederlands op veel scholen wordt bijgesteld om aan de regel te kunnen voldoen: dat kan nooit de bedoeling zijn.
Trucjes leren
Om ervoor te zorgen dat we wel aan de regel voldoen, besteden we als sectie veel meer aandacht aan leesvaardigheid dan voorheen. Dit element heeft nu een buitensporig groot aandeel gekregen. Kostbare onderwijstijd gaat verloren aan het aanleren van trucjes. Het leerrendement van deze regel voor de leerling is 0,0. En ja, ik begrijp dat de regel gemiddeld geldt: voor alle vakken over een langere periode. Maar toch word ik als docent aangesproken op die resultaten. Misschien is het ergens wel een stukje boosheid op mezelf, omdat ik niet snap waarom ik probeer te voldoen aan zo’n nietszeggende norm.
Anke Swanenberg (29) staat voor de klas op het Stedelijk College Eindhoven. Daar geeft zij Nederlands aan bovenbouwklassen havo en vwo. Ook is ze mentor van 5-havoleerlingen. In haar maandelijkse blog op Toets.nl deelt ze haar visie en ervaringen rondom het onderwerp toetsing. Ze hoopt daarmee een herkenbaar beeld te schetsen van wat er in de praktijk gebeurt.