Charlotte Lebeau studeert momenteel af aan de lerarenopleiding Fontys in Tilburg. Daarnaast is ze dit jaar gestart als docent Engels op het Jan Tinbergen College in Roosendaal. De eerste jaren van een startende docent zijn mooi, pittig, leerzaam, frustrerend, en rijk aan (nieuwe) ervaringen. Als gastblogger schrijft Charlotte over haar ‘rookie year’ als startend docent.
Alle tafels stonden netjes uit elkaar. Een aantal leerlingen had hoopvol gevraagd of ze ergens anders mochten zitten dan op hun vaste plekken. De enige reden dat je dat tijdens een proefwerk wilt, is om te kunnen spieken. Ik stond het niet toe. Leerling A. ging meteen op zijn eigen plek zitten, ver weg van leerling K. Het recht om naast elkaar zitten hadden zij beiden een week ervoor verspeeld, wegens een absurd hoge interesse in elkaar en totale desinteresse in de les.
“Ga jij maar even op de gang”
Ik maande de klas tot stilte door middel van stemverheffing. Dat is iets wat ervaren docenten altijd verfoeien maar wat ik, met mijn schamele één meter vijfenzestig, koester zoals een ruiter een zweep. Het schrijfpapier was uitgedeeld, alleen de boekjes met de vragen – alle grammatica uit de afgelopen twee jaar – had ik nog vast, toen leerling A. een spectaculaire hoestbui begon. Ik zette hem op de gang en ging verder met uitdelen. Hij heeft het proefwerk – althans, de B-versie – een paar dagen later gemaakt.
Robots
Tijdens mijn opleiding moest ik wel eens escalatieladders maken. Dat zijn een soort consequentielijstjes die je, na het opstellen, meteen als een script in je hoofd dient te programmeren, zodat je als een high-end robot alle input (lees: wangedrag leerlingen) die leerlingen je geven, meteen omzet in de juiste output (lees: straf). Werkt natuurlijk voor geen meter. In het begin vergeet je alle ladders die je ooit gemaakt hebt, dan volgt een pijnlijke periode van straf uitdelen na eerst alles een kwartier te hebben toegestaan. Pas vele jaren later heb je een organisch ontstane escalatieladder in je hoofd waar je nooit meer vanaf komt.
Synchroon hoesten
Als ik een escalatieladder had gemaakt, had hoesten er natuurlijk ook niet tussen gestaan. Hoesten gaat vaak nogal onwillekeurig. De klas van leerling A. heeft echter soms bizarre, synchrone hoestbuien, meestal voordat ik begin met het uitdelen van een proefwerk en ze allemaal stil moeten zijn. En synchrone hoestbuien staan al helemaal niet op mijn escalatieladder. Daarom wachtte ik tijdens de eerste paar hoestbuien, waarin deze klas uitbarstte totdat ze klaar waren. Met als mild gevolg – ook voor hen met een slijmloos strottenhoofd – iets minder proefwerktijd.
“Bij mevrouw Lebeau mag niks”
Terug naar leerling A. Hij accepteerde zijn tijdelijke plek op de gang zonder een kik te geven. De rest van de klas nam het ook niet voor hem op. Niemand riep verontwaardigd dat hij ‘alleen maar’ hoestte. Logisch, want iedereen wist dat hij eigenlijk het eerste teken voor de Grote Hoestbuishow gaf, zoals hij altijd deed. Dit keer had ik hem te pakken voordat iedereen erin meeging. Sindsdien zijn er geen opzettelijke hoestsalvo’s ingezet en heb ik er geen last meer van. Maar ik moest mijn maatregel goed timen. Ik wil natuurlijk niet bekend staan als de lerares waarbij hoesten niet oké is.
Nuances
Escalatieladders gaan niet over fijne nuances van baldadig gedrag. Je leert – zoals zo veel dingen – al doende wanneer je iets kunt bestraffen, en wanneer niet. Soms gaat het breken van een stoelpoot per ongeluk; soms is hoesten strafbaar.