Ik heb collega’s met een bananenfobie, een spinnenfobie, een wespenfobie, een digibordfobie en een ballonfobie. (Ja, echt.) In de praktijk betekent dat ongeveer dit:
Iedere morgen rond vijf over tien staan er minimaal drie kleuters aan de deur van een willekeurige collega. Met een banaan. Of ze die even open willen maken, want de juf griezelt van bananen. De betreffende bananenfobiecollega is zich ervan bewust dat ze niet steeds dezelfde collega hiermee kan belasten, dus stuurt ze de kinderen naar wisselende groepen. De kleuters vinden het trouwens hilarisch dat hun juf griezelt van bananen. Ze laten hun ouders de engste gezichten op de bananen tekenen en spreken soms collectief af om allemaal een banaan mee te brengen.
De spinnenfobiecollega valt minder op, omdat er nu eenmaal niet iedere dag een dikke spin zichtbaar voor iedereen door het lokaal wandelt. Maar als er wel een is…berg je dan maar. Deze collega rent serieus het lokaal uit en van daaruit roept hij (ja, hij!) aanwijzingen naar de kinderen. Die worden bloednerveus en binnen vijf seconden is de klas een chaos. Hier zijn meestal de collega’s in de klassen direct naast hem de pineut. En nee, dat kan niet wachten. Die spin moet er NU uit. Citotoets? Jammer dan. Spreekbeurt? Niks mee te maken.
De wespenfobiecollega heeft wel echt een goede reden om weg te rennen voor wespen, ze is allergisch. En dat is gevaarlijk. Dat klopt. Maar we krijgen het maar niet aan haar verstand gepeuterd dat als je gaat slaan en gillen, je meer kans loopt op een wespensteek dan wanneer je rustig blijft zitten. Bij de spinnenfobiecollega zijn er altijd wel kinderen die het probleem niet zien, maar bij de wespenfobiecollega is het pas echt foute boel. Kinderen inclusief leerkracht rennen het lokaal uit en gaan pas terug als het beestje echt (ja, hij is weg, echt. Echt!) weg is. Meestal zijn hiervoor twee à drie collega’s in de weer.
De digibordfobiecollega kan het minst op mijn begrip en sympathie rekenen. Het digibord hoeft maar heel even anders te reageren dan ze gewend is en de stoppen slaan door. Bij haar. De kinderen zouden haar wel kunnen helpen, maar dat wil ze niet. Ze is bang dat de kinderen nog meer kapot maken. Ze is al zeker drie keer op cursus geweest, maar het geeft haar blijkbaar geen vertrouwen. Wij kunnen toch echt niet te pas en te onpas ons werk laten vallen om haar te vertellen dat het echt niet erg is als je per ongeluk iets hebt weggeklikt. Dat je dat gewoon weer kunt terughalen. Dus het digibord gaat daar in de klas nog maar zelden aan, tot teleurstelling van kinderen, ouders en collega’s.
Dan hebben we nog de ballonfobiecollega. Het liefst zou zij alle ballonnen uit de school verbannen. Ze kan niet tegen het geluid van het opblazen, hoe een ballon voelt en klinkt als je er met je vingers aan pulkt. En ze heeft constante angst dat zo’n ding knapt. Ze werkt in de bovenbouw en je begrijpt hoe haar surprise rond 5 december er ieder jaar uitziet. Ook op haar verjaardag grijpen de leerlingen hun kans.
Ik vind mijn collega’s schatjes overigens, laat ik dat wel even gezegd hebben. Maar als ik eerlijk ben, heb ik misschien in de loop der jaren zelf ook een fobie ontwikkeld: een fobie voor fobiecollega’s.