De kinderen van groep 2 zitten bij mij in het taallokaal. Ze kijken naar een vertelplaat waarop het jongetje Bas te zien is. Bas speelt in de zandbak met zijn schep en een rode vrachtwagen. Moeder zit met Bas’ broertje Jeroen op schoot, zus Marieke krijgt koekjes van de buurvrouw en vader is gras aan het maaien. We hebben het over de lente en de zomer en het mooie weer.
‘Waaraan kun je op de plaat zien dat het mooi weer is?’ vraag ik.
Verschillende vingers priemen de lucht in, iedereen wil wel wat zeggen.
‘Aan de bladeren aan de bomen.’
‘Omdat Bas in de zandbak speelt.’
‘De hond is blij.’
Allemaal goede voorbeelden en ik begrijp al helemaal dat je aan een blije hond kunt zien dat het mooi weer is. Kinderen laten je nadenken, omdat ze het altijd net even iets anders zeggen. Dat is het mooie van kinderen: ze kraken je hersenen, ze nemen je mee naar een wereld waarin woorden niet altijd in de goede volgorde staan (volgens ons dan), naar een wereld die eenvoudig lijkt, maar soms moeilijk te begrijpen is.
Jan krijgt ook de beurt. ‘Waaraan kun je nog meer zien dat het mooi weer is?’ vraag ik hem.
‘Omdat mama korte benen heeft,’ mompelt Jan. Ik kijk van hem naar de plaat en dan weer naar Jan. Dan zie ik wat Jan bedoelt. De moeder van Jan heeft een rok aan.
‘Je bedoelt zeker dat ze blote benen heeft?’
‘Ja, korte benen.’
Ik ben benieuwd of Jan nog meer vernieuwende opmerkingen in huis heeft en vraag nog even verder.
‘Dus mama heeft korte benen?’
‘Ja,’ zegt Jan, ‘en papa heeft zijn blote voeten aangetrokken.’
Tien kinderen en een verbaasde meester staren Jan aan.
‘Ggggggg,’ zegt Richard, net als Ernie van Sesamstraat. Ik kijk Richard aan. Ik kan aan hem zien dat hij, net als de andere kinderen, iets nieuws heeft gehoord.
Jan mag van mij naar de plaat lopen om aan te wijzen wat hij precies bedoelt. En inderdaad, het lijkt net of de vader op blote voeten loopt. Als Jan bij de plaat staat, ziet ook hij dat vader tóch schoenen aan heeft. ‘Hij heeft toch geen blote voeten aangetrokken,’ mompelt hij teleurgesteld.
Met het hoofd naar beneden gaat Jan zitten, terwijl hij eigenlijk trots rechtop zou moeten zitten. Hij heeft de Nederlandse taal een plezier gedaan door een nieuwe uitdrukking te bedenken. Door de opmerking van Jan weet ik nu dat kinderen nooit op blote voeten lopen. Nee, ze hebben hun blote voeten aangetrokken.