Half negen. Daar komen ze weer. Twaalf jongens in de groei. Twijfel in hun lijf, hun ogen zoekend naar mijn blik. Woensdagochtend. Start van een nieuwe schooldag. Zou ze het weten? Zou ze het gehoord hebben van juf Zita? Is ze er nog voor ons? Zou ze boos zijn? Zou zij wel blijven…?
Twaalf jongens, bovenbouw, speciaal onderwijs, forse gedragsproblemen. Maar ook twaalf jongens op zoek naar rust, veiligheid, erkenning, bevestiging en aandacht. Petjes af, jassen aan de kapstok, oordopjes uit, telefoon in de la. Ja? Zijn we er allemaal? Wat is ook alweer de afspraak? Nee, nu graag. Jongens, we gaan beginnen.
Mijn werkweek begint op woensdag en iedere maandag en dinsdag is het sinds kort overleven voor ze. Survival of the fittest in deze pittige groep met net iets te veel haantjes. Mijn duo – hun vaste grond onder de voeten op maandag en dinsdag – heeft gekozen voor een baan in het regulier basisonderwijs en dus is er nu een nieuwe juf. Tot ziens juf Marleen, hallo juf Zita. En dat is wennen.
Ze maken elkaar het leven zuur, de eerste dagen van de week. De rust op de apenrots is ver te zoeken. Er wordt gepest, geschreeuwd en gevochten. Krassen door het werk, vlekken op de muur. De onrust is nog voelbaar als ik op woensdagochtend het lege lokaal in kom. De strijd galmt nog na in de voegen van de lokaalmuren. Een verdwaalde stift zonder dop op een onlogische plek, een vergeten volle broodtrommel nog in de bak, een leeg en platgeslagen drinkpakje op de kast. De poster op de lokaaldeur heeft een scheur die er vrijdag nog niet zat. Het plakband helpt, een beetje.
Ik start de computer op, haal koffie, lees de overdracht en open de mail. En ik zucht. Want ik weet dat het erbij hoort, het wennen aan een nieuw gezicht. Maar wat raakt het me dat ze zichzelf zo kwijtraken. Jong als ze zijn, hebben ze al zoveel meegemaakt als het gaat om verlating en afwijzing. Te veel, en dat merk je. Een juf die besluit om weg te gaan – hoe begrijpelijk vanuit haar perspectief ook – legt een wond open, en de gevolgen daarvan slaan de nieuwe juf keihard in haar gezicht. Weken van angst om niet begrepen te worden en boosheid over wéér iemand die ze verlaat, volgen.
En dan ineens, zonder enige aankondiging, is de kentering daar. Wanneer ik een jongen begrens in zijn gedrag, valt hij fors naar me uit en zegt: ‘Ik wou dat juf Zita er was vandaag!’ Op dat moment weet ik dat het goed gaat komen. En ik probeer een glimlach te onderdrukken.