Pubers, wat zijn dat?
Deze vraag was vroeger gemakkelijker te beantwoorden. Tot in de jaren “90 van de vorige eeuw dachten we dat het brein van een kind van 12 al helemaal was volgroeid en dat het verder een kwestie van rijping was. Nu weten we dat de ontwikkeling van het brein nog meer dan 10 jaar doorloopt, soms wel tot het 25e levensjaar.
Mannen en vrouwen
En dan is er nog het verschil tussen jongens en meisjes, tussen mannen en vrouwen. Zijn mannen echt beter in rekenen en wiskunde en zijn vrouwen echt beter in taal? Uit de literatuur blijkt dat er wel verschillen zijn in de gemiddelden. Mannen lijken eerder geneigd tot systematiseren en mechaniseren, reden waarom Simon Baron-Cohen autisme de extreme uiting van het mannelijke brein noemt. Vrouwen hebben meer invoelingsvermogen en een scherper waarnemingsvermogen. Maar dit zijn gemiddelden. Het verschil tussen de seksen is kleiner dan het onderlinge verschil binnen de seksen. We kennen allemaal mannen die goed zijn in taal, poëzie en heel empatisch zijn. Ook kennen we vrouwen die goed zijn in wiskunde en goed kunnen boogschieten.
Deze verschillen moeten wel genetisch zijn en onstaan in de tienduizenden en honderdduizenden jaren die achter ons liggen. In dit verre verleden was er een duidelijke taakverdeling. Omdat vrouwen kinderen kregen zorgden zij voor het nageslacht en zochten zij naar voedsel in hun onmiddellijke omgeving. Dit deden zij in stamverband samen met de andere vrouwen. Zij overleefden door met elkaar te communiceren. Daarom zijn vrouwen gemiddeld sterker in taal dan mannen.
Naast het vermogen tot communiceren overleefden vrouwen ook door het gedrag van arglistige seksegenoten te leren doorzien. Zij ontwikkelden dus een krachtige Theory of Mind (TOM). Zij hadden de oogmerken van de buurvrouw dan ook beter door dan de man. Deze was immers vanwege zijn lichaamskracht vooral voorbestemd om de stam te verdedigen tegen gevaarlijke dieren en concurrerende stammen. Hij overleefde door een goede jager te zijn en vrouw en kinderen ruim te voorzien van voedsel. Voor hem was oriëntatie binnen het jachtgebied belangrijk en hij ontwikkelde daardoor ruimtelijk inzicht. Deze eigenschappen maakten hem aantrekkelijk voor vrouwen en gaven zijn genen meer kansen om te overleven. Dit geldt overigens heden ten dage nog. Volgens diverse glossy magazines hebben rijkere en misschien minder aantrekkelijke mannen meer kansen op een aantrekkelijke partner dan armere mannen.
Het is duidelijk dat we met dit onderwerp een spannend en gevarieerd traject ingaan. En dit is nog maar de inleiding van een reeks van 10 artikelen.
Ik zal me in de eerste plaats baseren op twee publicaties die de laatste jaren sterk onder de aandacht zijn gekomen. Ik kan deze beide publicaties van harte aanbevelen omdat ze gebaseerd zijn op de nieuwste inzichten en vooral ook omdat ze erg toegankelijk zijn:
E. Crone (2008), Het Puberende Brein, Uitgeverij Bert Bakker
M. Sitskoorn, (2006) Het Maakbare Brein, Uitgeverij Bert Bakker
Ik vond nog een heel toegankelijk boek dat vanuit een ander perspectief werkt:
H. Nelis & Y. Sark, Het Puberbrein Binnenste Buiten, Kosmos Uitgevers
Natuurlijk heb ik een schema bij de hand voor de volgende artikelen. Ik laat me echter ook graag leiden door uw reacties.
Ik wil u daarom alvast de volgende vragen meegeven:
1.Wat is voor u het belang van deze reeks over het puberende brein?
2.Welke vragen, praktisch en theoretisch, wilt u graag aan de orde stellen?
3.Zijn er voor u ook morele dilemma’s?
4.Andere vragen en opmerkingen? Stel ze.