Het demissionair kabinet stelt 500 miljoen beschikbaar om de loonkloof tussen po en vo te dichten. Daarmee komt ze (gedeeltelijk) tegemoet aan de oproep van de sociale partners, die zich voor de toezegging opmaakten voor een hete herfst. Zijn er nu nog redenen om te protesteren? Paul Baan van Klassewerkplek gaat daarover in gesprek met Eva Naaijkens.
Eva Naaijkens is co-auteur van het boek ‘En wat als we nu weer eens gewoon gingen lesgeven?’, partner van het Education Lab, een netwerkorganisatie die evidence-based onderwijsverbetering en innovatie ondersteunt, en schoolleider van de Alan Turingschool in Amsterdam, al twee jaar de nummer 1 Klassewerkplek.
Eva, is er met de toezegging van 500 miljoen nog reden voor een hete herfst?
‘Die 500 miljoen gaat natuurlijk niet alle problemen oplossen, zeker niet wat betreft het lerarentekort. Uiteraard is het belangrijk om een eerlijk salaris te krijgen, maar om leraren echt vast te houden, zal er meer moeten gebeuren. Vooral vanuit het werkgeverschap. We zullen kritischer moeten kijken naar het eigen HRM-beleid en hoe scholen worden aangestuurd. Wat bieden we onze leraren en hoe maken we het aantrekkelijker?’
Dus geen hete herfst om het lerarentekort op te lossen?
‘De vraag is: wie voelt zich verantwoordelijk voor het lerarentekort? Dit probleem vraagt om een integrale aanpak. Nu worden alle pijlen gericht op externe factoren, zoals de loonkloof, huisvesting en een krappe arbeidsmarkt. Toch hoor je ook veel geluiden dat leraren het eigenlijke werk te zwaar vinden en last ondervinden door de wijze waarop de school is georganiseerd. We moeten nu ook intern kijken en ons serieus gaan verplaatsen in medewerkers. Hoe blijf je hen langdurig boeien? En wat verbindt hen aan een bepaalde werkplek?
Wat betreft de externe factoren weet ik dat besturen veel meer zijn gaan samenwerken met gemeenten om leraren te faciliteren, maar het is helaas erg laat en nog lang niet genoeg. Wil je dat leraren zich ergens langdurig vestigen om te werken, dan moeten ze met prioriteit voor een aantrekkelijke woning of een parkeervergunning in aanmerking komen. Het bestuurlijke bestel in Nederland – waarin besturen als losse eilandjes opereren – maakt dit lastig. In Londen is dit beter georganiseerd met een wijkgerichte aanpak en meer zeggenschap vanuit de gemeente. Het organisatiepunt dat ik noemde, ligt vooral op het bordje van de scholen zelf.’
Wat kan de toekomstige minister van Onderwijs hieraan doen? En wie zou je willen dat dat wordt?
‘Merel van Vroonhoven! Helaas gaat ze dat niet doen, maar sowieso zou ik graag zien dat er iets gebeurt aan de concurrentie op leerlingenaantallen. Die belemmert kwaliteitsdeling. Goede en minder goede scholen moeten van elkaar kunnen leren, ook over besturen heen.
Scholen zijn nu heel erg afhankelijk van de kwaliteit van de schoolleider. Ook daarin kan de minister helpen door de opleiding voor schoolleiders aan te passen: minder focus op managementvaardigheden en meer op algemene vaardigheden. Als schoolleider moet je een helder beeld vormen van waarheen je de leerlingen wilt brengen. En je moet gedegen kennis bezitten van hetgeen je daarvoor nodig hebt. Wat kan je als team doen wanneer een leerling of groepen leerlingen niet goed leren lezen? En hoe kan ik als schoolleider mijn team daarbij ondersteunen en vooruithelpen? Als je kunt focussen, verstand hebt van de processen die op de werkvloer spelen en een veilig leerklimaat voor leerlingen en leraren weet neer te zetten, voorkom je bovendien een te hoge werkdruk voor je team.’
En hoe kan een bestuur de schoolleider ondersteunen in zijn werk?
‘Een bestuur moet een duidelijke ambitie en focus hebben en die binnen alle lagen van de organisatie communiceren. De effecten van hun doelstellingen moeten tot in het leslokaal gaan. Dat vereist dat zij durf hebben en leiderschap tonen. Zij zijn mede verantwoordelijk voor het welbevinden en de collegialiteit. Over het hele werkveld moeten zij stimuleren dat scholen elkaar helpen.’
Hoe zou jij het aanpakken als bestuurder?
‘Ik zou vooral zorgen voor een zeer goed HRM-beleid met doorstroommogelijkheden, gekoppeld aan capaciteit en niet zozeer aan opleiding. Verder zou ik van al ‘mijn’ scholen een plan willen zien hoe ze binnen vijf jaar een leercultuur opzetten en hoe ze gaan zorgen dat er weinig werkdruk is en hoog werkgeluk. Kortom, schrijf maar een implementatieplan waarin je uitlegt wat je gaat doen om het voor de leraar in het leslokaal te verbeteren en op welke wijze je dit proces gaat volgen? Daarin zou ik terugkoppeling vragen van leraren over hoe zij de uitvoering van die plannen ervaren.’
Dus de lat gaat omhoog?
‘Ja, dat moet zeker. In het algemeen hebben wij in Nederland geen hoge ambitie voor ons onderwijs. Dat geldt natuurlijk niet voor het hele veld, maar van elke slechte school zijn kinderen wel de dupe. Ik kijk altijd naar de lange termijn: wat wil ik over vijf jaar bereiken met mijn school?
Vergelijk het met een laagconjunctuur: juist dan moet je tegengesteld investeren. Denk niet aan de ellende van nu, maar aan wat je wilt bereiken en welke mentale modellen je daarbij helpen. En denk groot daarin! Het onderwijs heeft een Martin Luther King nodig die zegt: “Ik heb een droom dat we over vijf jaar het lerarentekort hebben opgelost. En dat we leraren hebben die met plezier in de sector werken en zich uitgedaagd voelen. Wat hebben we daarvoor nodig?”
Als we zo denken, dan komen we er echt wel uit!’
WAT IS KLASSEWERKPLEK?
Klassewerkplek is een onderzoek dat wil bijdragen aan een oplossing voor het lerarentekort, door voorbeeldscholen aan te dragen waar het voor leerkrachten ideaal is om te werken. Op die scholen zou de uitstroom van leerkrachten minimaal moeten zijn. De belofte van Klassewerkplek is om deze scholen te ondersteunen met de werving, mochten ze toch vacatures hebben. En wat blijkt: Klassewerkplekken hebben niet tot nauwelijks vacatures. Zijn zij immuun voor de problemen van het lerarentekort? Wellicht. In ieder geval past het goed bij de slogan van Klassewerkplek. Want een Klassewerkplek, dat is een school waar leerlingen overgaan, en leerkrachten blijven zitten. Je kunt je school nu aanmelden voor het onderzoek van 2022.
Dit is het derde artikel in een reeks interviews met Klassewerkplekken over het Nationaal Programma Onderwijs en investeringen in het onderwijs. Lees ook:
Hoe denk jij erover? Wordt het een hete herfst of moet de blik naar binnen? Deel je verwachtingen met ons via onderstaand reactieformulier .