Zo’n tweehonderd universitaire studenten begonnen afgelopen september aan een educatieve minor, een nieuw studieonderdeel dat op korte en lange termijn moet zorgen voor meer academisch geschoolde docenten. Nu het semester afgelopen is evalueren vier studenten van de Rijksuniversiteit Groningen hun minorprogramma en hun stages aan de Winkler Prins in Veendam.
De educatieve minor is een initiatief van staatssecretaris Marja van Bijsterveldt en bedoeld om studenten al tijdens hun bachelor voor te bereiden op een eventuele baan als docent. Gedurende een half jaar krijgen studenten pedagogische en didactische training en lopen 3 dagen in de week stage op een middelbare school. Na het halen van de minor en het bachelordiploma zijn studenten bevoegd om les te geven aan vmbo-t en de onderbouw van havo en vwo. Van Bijsterveldt hoopt dat studenten ervoor kiezen om nog tijdens hun studie les te geven en na het halen van de minor sneller kiezen voor een educatieve master.
Nog voor de studenten begonnen aan hun minor klonk kritiek van verschillende kanten. Het meest gehoorde bezwaar tegen de minor is dat een half jaar te kort is om een vakbekwaam docent te worden. De Algemene Onderwijsbond noemde de minor een “slordige maatregel” die leidt tot “half-bevoegde” leraren. En in oktober 2009 zei Jan Folkert Deinum van de universitaire lerarenopleiding in Groningen (UOCG) in het Dagblad van het Noorden dat het onmogelijk is om binnen één semester goede docenten op te leiden. De minor zal volgens hem leiden tot “slechte docenten voor de klas” wanneer studenten niet ook de educatieve master zullen volgen.
De studenten zelf geven aan dat ze voor hun gevoel nog niet klaar zijn om zelfstandig les te geven. “Ik wil nog veel punten verbeteren na deze minor”, vertelt Annelot Drees (maatschappijleer). “Ik zou me nu ongemakkelijk voelen voor de klas, omdat ik weinig ervaring heb.” Ook de anderen geven aan dat verdere begeleiding nodig is. Bart Vreeling (aardrijkskunde): “Ik denk dat iets als een inductieprogramma hard nodig is.”
Ook de studenten vinden de duur van de minor een beperkende factor. Drees: “Vooral in het orde houden zou ik me meer willen ontwikkelen. Soms weet je niet hoe te reageren in de klas, moet ik dit laten gaan of juist aanpakken? Er komt zo veel op je af.” En het volle programma maakt de minor zwaar. Vooral het lesgeven en materiaal ontwikkelen vergt veel van de studenten. “Je bent er constant mee bezig en dat gaf me wel eens nachtmerries”, vertelt Erika Bakker (wiskunde). Lianne Bouwman (biologie) had graag in de colleges voorafgaand aan de stage meer praktische tips willen krijgen. “Bijvoorbeeld over hoe je dingen leuk kunt vertellen.”
Overigens zijn alle vier studenten niet van plan na deze minor direct les te gaan geven. En niet één van de studenten is er zeker van dat deze minor een vervolg krijgt in de educatieve master. Wel geven de studenten aan nu beter te weten wat ze kunnen verwachten tijdens de master.
Op dit moment kiest slechts zo’n 2 procent van de academici voor een baan in het onderwijs. Denkt u dat de educatieve minor hier verandering in zal brengen? En wat vindt u van het idee dat studenten na een half jaar educatieve training voor de klas mogen staan?
Het UOCG wil pas na een eigen evaluatie van de minor reageren. Wordt vervolgd.