Gastblog door Anna Deems en Mattijs Smit (Spot On Stories )
Veel docenten hebben leerlingen in hun klas over wie ze zich zorgen maken dat ze in de criminaliteit belanden, blijkt uit onderzoek van Spot On Stories en Omroep Brabant. Tegelijkertijd geven ze bijna allemaal aan geen handvatten te hebben om dit te voorkomen. Docenten weten vaak niet goed wat ze met die signalen moeten doen.
Hoe zit het met de veiligheid op jouw school? Die vraag legden we voor aan docenten van middelbare scholen in Noord-Brabant. Om met het goede nieuws te beginnen: van de ruim veertig Brabantse leerkrachten die onze vragen over veiligheid en jeugdcriminaliteit beantwoordden, geeft bijna iedereen (98 procent) de veiligheid op hun school een voldoende. De meeste docenten voelen zich veilig op school en hebben de indruk dat het ook voor hun leerlingen veilig is. Volgens Sylvia van Dartel, projectleider Weerbare Jeugd bij Taskforce-RIEC Brabant-Zeeland, moeten we aan de ene kant blij zijn met deze positieve resultaten, maar ze ook met een kritische blik bekijken. Op veel scholen hangen jeugdcriminaliteit en ondermijning nog in de taboesfeer.
Van Dartel: ‘Zelfs in de slechtste buurt van een grote Brabantse gemeente kan een basisschooldirecteur zeggen: “Snus, vapes en vuurwerk – het komt hier weleens voor, maar ach, dat gebeurt dan één keer.” Toch geeft diezelfde directeur aan: ‘Misschien zijn we te naïef’. Het is voor scholen ook heel lastig: als een school toegeeft dat er iets speelt, sturen ouders hun kind daar niet naartoe. Terwijl het overal speelt. Natuurlijk heb je verschillen tussen buurten, scholen en motieven. Maar ook leerlingen op het gymnasium denken: ik wil lekker snel geld verdienen.’
Veel zorgen, weinig handvatten
Dat beaamt Bregje van Goethem, docent en expert op het gebied van sociale veiligheid en ondermijning in het onderwijs. ‘Het is niet realistisch om te zeggen dat ondermijning op jouw school niet voorkomt.’ In samenwerking met het CCV heeft Van Goethem een training ontwikkeld waarin docenten leren om criminele uitbuiting te signaleren én wat ze met die signalen moeten doen. ‘Een onderbuikgevoel is er vaak al. Docenten hebben allemaal wel een bepaalde leerling of student in hun hoofd.’
Het artikel gaat verder na het kader.
Een paar belangrijke tips die in de training aan bod komen:
- Bespreek zorgen met collega’s. Vaak herkennen zij jouw signalen of zien ze aanvullende signalen. Vraag je bijvoorbeeld af wat er speelt als cijfers ineens achteruit gaan. Als het de ene docent opvalt dat iemand ineens met dure spullen loopt en een ander ziet gedragsverandering, kan je die verzamelde signalen doorgeven.
- Besef dat je als docent een gedeelde verantwoordelijkheid hebt. De taak om te signaleren wordt vaak naar de burgerschaps- of maatschappijleerdocent geschoven. Maar de wiskundedocent ziet het ook als er iets speelt. Leg het dan in ieder geval aan de zorgcoördinator voor.
- Je hoeft niet aan waarheidsvinding te doen. Sommige docenten denken dat je leerlingen op heterdaad moet betrappen, maar het feit dat je je zorgen maakt is genoeg. Ernaast zitten is niet erg. De politie doet echt niet meteen een inval als jij belt.
- Doe altijd iets met serieuze zorgen. De belangrijkste routes zijn via Zorg- en
Veiligheidshuishuizen of de gemeente.
Voor de training wordt gebruik gemaakt van het spel ‘Onder mijn ogen’.
Dat komt ook duidelijk naar voren in ons onderzoek: ruim 70 procent van de docenten geeft aan leerlingen in de klas te hebben over wie ze zich zorgen maken dat ze in de criminaliteit belanden of al beland zijn. Daarnaast geeft een grote meerderheid (ruim 90 procent) aan geen handvatten te hebben om daarmee om te gaan. Sommige docenten vinden de problematiek ‘ongrijpbaar’, denken dat hun invloed niet opweegt tegen die vanuit huis en de straat of vinden het niet hun taak. ‘Over het algemeen vind ik dat er te veel verantwoordelijkheid bij ons wordt gelegd’, zegt bijvoorbeeld een van de docenten.
Bregje van Goethem: ‘Docenten hebben vaak allerlei redenen om níet iets met signalen te doen. Ze willen bijvoorbeeld de vertrouwensrelatie niet verbreken door iemand misschien vals te beschuldigen.’ Ook angst vormt vaak een obstakel. ‘Als docent wil je niet dat criminelen een leerling op school komen opzoeken. En je wil ook niet dat op straat komt te liggen dat jij degene bent die aan de bel heeft getrokken.’
Welke routes?
Er zijn ook docenten die aangeven wel iets te wíllen doen, maar niet weten hoe. Ze hebben nooit voorlichting gekregen over het onderwerp, weten niet welke route te bewandelen bij vermoedens van crimineel gedrag of moeten te veel lagen doorlopen voor er iets gedaan wordt.
‘Het eerste wat moet gebeuren is zorgen dat iedereen in het onderwijs weet wat ondermijning is en leert de signalen te herkennen’, beaamt Sylvia van Dartel van Taskforce-RIEC Brabant-Zeeland. ‘Dan doel ik ook op bijvoorbeeld de conciërge en kantinejuffrouw, die jongeren op een andere manier zien dan docenten in de klas. De volgende stap is: wat doe je als je iets signaleert? Stap je naar de leerling, de teamleider of bestuurder of moet je iets anders doen? Te vaak ontbreekt het aan zulke protocollen.’
Van Dartel is wel voorzichtig positief als het gaat om de houding van scholen. ‘Ze erkennen het probleem vaker, staan meer open voor informatie en trekken ook vaker zelf bij ons aan de bel.’ En er zijn veelbelovende, lokale initiatieven. Zo is er in Eindhoven een maandelijks spreekuur ‘School en veiligheid’ voor alle scholen in de gemeente én belangrijke partners zoals Bureau Halt, de politie en jongerenwerkorganisaties. Zo kunnen scholen bepaalde problematiek voorleggen en sneller schakelen. Ook wordt op meerdere scholen in Eindhoven jongerenwerk geïntegreerd. Op die manier kunnen jongerenwerkers zowel laagdrempelig contact leggen met jongeren als hun expertise delen met docenten.
Máák die melding
Wat de situatie op je school ook is: doe iets met eventuele signalen, drukt Bregje van Goethem docenten op het hart. ‘Iets aankaarten is niet iemand verklikken, maar iemand helpen.’ De belangrijkste routes daarvoor zijn via Zorg- en Veiligheidshuishuizen of de gemeente. ‘Die kunnen een achtergrondcheck doen. Daarin is het lastige vaak de AVG, maar steeds meer gemeentes sluiten convenanten met elkaar waarin ze meer mogen delen.’ Ook tipt ze dat er onder het kopje ‘sparren’ veel mag. ‘Dan wordt er niet meegeschreven, maar kan er wel actie worden ondernomen.’
De vragenlijst over veiligheid op middelbare scholen in Noord-Brabant maakte deel uit van een groot Live Journalism-onderzoek naar jeugdcriminaliteit. Meer informatie over het onderzoek en andere publicaties vind je op de site van Spot On Stories