‘Mijn opa is doodgegaan,’ vertelt Lars op een maandagmorgen en hij kijkt er verdrietig bij.
‘Ach lieverd toch,’ zeg ik. ‘Hoe gaat het nu met je?’
‘Goed hoor,’ zegt Lars. ‘Ik heb een knuffel gekregen, hij heet opa. Hij mag bij mij op schoot.’
Normaal moet meegenomen speelgoed in de meeneembak, maar dit keer zie ik het door de vingers. Een meisje uit mijn groep die graag een beetje ‘meejuft’ doet haar mond open, maar sluit hem na enig nadenken ook weer. Dit is een uitzondering, zie ik haar denken en zo is het, dit is een uitzondering.
Als we buiten zijn en iedereen speelt, mijmer ik verder en denk ik aan Jeroen die zijn vader verloor toen hij bij mij in de kleutergroep zat, alweer twintig jaar geleden. Jeroen met zijn blauwe ogen en zijn blonde haren die na de kerkdienst blij riep: ‘Kom mee, juf, we gaan naar het gat!’ Jeroen die de volgende dag gewoon weer op school kwam en in zijn favoriete hoek, de bouwhoek, verdween. Die met Playmobilpoppetjes en autootjes de begrafenis naspeelde. Zijn klasgenootjes zaten er muisstil omheen. Die buiten in de zandbak steentjes, stokjes en kastanjes ging begraven. Die nog vaker dan anders stilletjes bij mij op schoot kroop. Die thuis nog vaak vroeg wanneer papa nu weer terugkwam. (Hoe lang duurt dood dan?) En die zich zorgen maakte als het hard regende. (Wordt papa nu ook nat?) Ik denk ook aan Annet, de moeder van Jeroen, zo ongelofelijk dapper en zo jong nog. Zij bleef achter met twee kleine kinderen. Gebroken van verdriet liep zij door het gangpad van de kerk, Jeroen aan haar hand. Hartverscheurend was dat beeld en het immense verdriet was voelbaar in de hele kerk. Al die jonge mensen die zo meevoelden met haar, het had immers ook hun verhaal kunnen zijn…
Ik kom terug in de realiteit omdat ik Lars hoor roepen: ‘O-o-o-pa, O-o-o-pa, ik schommel met opa, juf, en hij vindt schommelen leuk! Eerst vond hij het spannend, omdat opa’s nooit schommelen, maar nu gaan we samen en samen met mij durft hij het wel!’
De kinderen die staan te wachten, zwijgen. Normaal tellen ze tot twintig en dan mag de ander, maar nu kijken ze toe hoe Lars met opa schommelt, steeds hoger en hoger.
‘Tot de hemel, juf!’
Ik slik en zeg: ‘Ja lieverd, tot in de hemel.’