Het voortgezet onderwijs staat te springen om jonge en enthousiaste docenten, maar een vast contract krijgen deze nieuwe leraren lang niet altijd. Hierdoor verlaten ze steeds vaker het onderwijs, op zoek naar een baan met meer toekomstperspectief. De Algemene Onderwijsbond (Aob) en vakbond CNV maken zich zorgen. Hoe ervaren leraren dit zelf?
‘We krijgen deze zomer steeds meer signalen van docenten die het helemaal beu zijn opnieuw te moeten solliciteren. Dit valt niet uit te leggen in tijden van ongekende lerarentekorten’, zegt docent en Aob-bestuurder Kim van Strien in een artikel in Trouw. In een interview op NPO Radio 1 benadrukt ze dat in de cao staat dat docenten na één jaar tijdelijk dienstverband recht hebben op een vast contract. Tenzij er zwaarwegende redenen zijn geen vaste aanstelling aan te bieden.
Weinig docenten krijgen een vast contract
Toch krijgt slechts 55 procent van de docenten na één jaar in het voortgezet onderwijs een vast contract aangeboden. Dat blijkt uit de Trendrapportage arbeidsmarkt leraren 2020 van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW). In het basisonderwijs ligt dat aantal hoger. Daar krijgt ruim 80 procent van de leraren na één jaar een vaste aanstelling.
Na een aantal tijdelijke aanstellingen solliciteerde aardrijkskundedocent Niek Wittenberg (33) een paar jaar geleden bij zijn huidige middelbare school. ‘Ik was erg enthousiast over de baan én ze wilden me hebben. Maar tijdens het eerste gesprek werd al meteen gezegd: een vast contract ga je hier sowieso niet krijgen. Daar schrok ik best wel van.’ Toch heeft hij de baan aangenomen. ‘Het is dicht bij huis, ik kan er tweetalig onderwijs geven en naast Aardrijkskunde ook de vakken Global Issues en Global Perspectives.’
Onzekerheid over leerlingenaantal
De financiële steun die scholen krijgen van de overheid is afhankelijk van het leerlingenaantal. Voor scholen − zeker scholen die jaarlijks krimpen − is dat een reden docenten geen vast contract te geven. Scholen willen geen risico nemen en houden op die manier ruimte in hun personeelsbestand. Dit wordt ook wel de ‘flexibele schil’ genoemd.
Docent Niek Wittenberg: ‘Ik snap dat er ruimte moet zijn in een begroting, maar voor mij als docent is het confronterend. Als ik een tijdens een functioneringsgesprek een positieve beoordeling krijg, heb ik daar eigenlijk niets aan.’ Komend schooljaar start zijn derde tijdelijke contract. Dit betekent dat hij na volgend jaar een vaste aanstelling moet krijgen. ‘Ik hoop natuurlijk dat ik kan blijven, want ik vind mijn werk ontzettend leuk. Maar ik kan niet tot het laatste moment afwachten. Ik heb een gezin te onderhouden.’
Dat jonge leraren steeds minder kans maken op een vaste baan, vindt hij een slechte ontwikkeling. ‘Door mijn bericht op LinkedIn kwam ik erachter dat veel collega’s in hetzelfde schuitje zitten. Er is een schreeuwend tekort aan docenten en tegelijkertijd zijn er genoeg potentiële leraren. Het beroep moet aantrekkelijker gemaakt worden. Ook op het gebied van baangarantie.’
Wisselend personeel niet goed voor kwaliteit onderwijs
In deze kwestie speelt ook de kwaliteit van het onderwijs een rol. ‘Als je telkens wisselend personeel hebt, moet je steeds mensen inwerken en heb je geen continuïteit in je school. En dat is weer nadelig voor het onderwijs dat de kinderen krijgen’, stelt Aob-bestuurder Van Strien in het radio-interview op NPO 1.
Niek Wittenberg kan zich daarin vinden. ‘Als je ergens langer werkt, weet je precies wat wel en niet werkt. En kun je projecten elk jaar verbeteren.’ Wat hem betreft moet een school ook meer durven kijken naar de kwaliteit van een docent. ‘Het is een gevoelig onderwerp, maar het is wel nodig hierover te praten. Iedere goede docent moet je houden, maar er zijn ook docenten die niet meer zo geschikt zijn voor het vak. Daar mag best kritisch naar gekeken worden. Het is zonde als je daardoor leraren met veel potentie moet laten lopen.’
Heb jij net als aardrijkskundedocent Niek ook te maken met tijdelijke aanstellingen? En hoe ga jij daar mee om? Deel je ervaring met ons.