‘Daar is ie!’ sist het opgewonden over het schoolplein. De dapperste loopt aarzelend in mijn richting en vraagt ‘Bent u de kinderboekenschrijver?’
‘Kun je het aan me zien?’ vraag ik.
Ja, dat kunnen ze. Zelfs al heb ik mijn jasje met armstukken dit keer niet aan. Ik vind het altijd zo aardig als een school haar kinderen op een kinderboekenschrijver trakteert. En natuurlijk ook dat de school mij op de aandacht van haar kinderen trakteert. Het kost toch een paar centen, al valt dat door de bijdrage van de SSS nog reuze mee. En ik doe er natuurlijk alles aan om de kinderen waar voor hun geld te geven. Maar dat is niet altijd even makkelijk.
In de eerste groep 7 waar ik kom, gaat het super. Op wat gehannes met het digibord na kan ik spreken van een wervelende show. Nou ja, show. Ik ben natuurlijk schrijver en geen entertainer. Mijn natuurlijke habitat is niet groter dan mijn werkkamer. Tussen mijn beeldscherm, de boekenkast en het koffiezetapparaat voel ik mij pas echt op mijn gemak. Maar sinds de tournee van mijn eerste Kinderboekenweek lonkt de buitenwereld steeds meer.
In de eerste groep 8 is mijn optreden al net zo’n succes. Ik vertel hoe dat nou werkt, een boek schrijven. Ik laat dia’s zien vol correcties van de redacteur. Ik mix er wat mediawijsheid doorheen als ik het over mijn bronnen heb. Ik ontlok ze oeh!’s en ah!’s met het verhaal over de uitbarsting van de Krakatau. En ik geef ze ruim de tijd om vragen te stellen. ‘Heeft u zelf ook kinderen?’ ‘Woont u in een villa?’ ‘Wilt u mijn verhaal lezen?’
Maar bij de tweede groep 8 is de magie plots verdwenen. Ik begin niet anders dan in de andere groepen, maar op de een of andere manier interesseert het ze geen lor. De kinderen praten er doorheen. Ze zitten aan elkaar. Een paar keer vraag ik of ze stil willen zijn. Het heeft maar even resultaat. Ik ben natuurlijk schrijver en geen leerkracht. Hulpeloos kijk ik naar de juf, die van achter haar nakijkwerk een krachteloos dreigement fluistert. Ongeïnspireerd steek ik mijn verhaal verder af voor de paar kinderen die nog luisteren.
Gelukkig gaat het in de volgende groep weer als een trein. Met grote ogen en open mond zuigen ze de informatie op. Bij het vragenrondje blijven de vingers omhoog schieten.
‘Een heerlijke groep!’ verzucht de juf, als de kinderen het lokaal uitstromen. ‘Heel anders dan de groep die ik vorig jaar had.’
Ik denk dat ik wel weet welke groep dat was. Petje af voor de juf die dat een heel jaar volhoudt.