Tot tien tellen, je tong afbijten, gewoon even zwijgen. Hoe vaak overkomt je dat op een dag voor de klas? Ik heb er eens een stevige gedachte aan gewijd. Ik tel namelijk vaak tot tien. Zegt dat iets over mijn persoonlijkheid? Misschien. Maar het zegt ook iets over de kinderen in mijn groep en (volgens mij) nog veel meer over hun ouders.
Kinderen en dronken mensen vertellen de waarheid, is het spreekwoord. Het is alleen wel zo dat kinderen meestal een echo van hun ouders vertolken. Dat brengt mij wel eens in een moeilijke spagaat. Ik ben namelijk ook een mens met een mening en ideeën. Maar mijn vak vraagt om objectiviteit, een brede interesse en subtiliteit. Ik zal proberen wat voorbeelden op te lepelen, al dan niet actueel.
‘Juf, mijn moeder zegt dat u niets weet over kinderen, omdat u er zelf maar één hebt.’
Deze kan ik weglachen. Zonder moeite.
‘Juf, mijn vader zegt dat u niet kunt rekenen. Dat stond in de krant.’
Gelukkig is deze makkelijk te keren. Ik geef tenslotte, niet geheel onverdienstelijk, iedere dag rekenles.
‘Ik word later heel beroemd. Mijn ouders zeggen dat ik meer talent heb dan anderen.’
Deze is moeilijk. Je wilt zo’n kind niet aan zijn ouders laten twijfelen. Maar toch. Ik mompel iets over verschillende soorten talenten en iedereen is anders, maar zie ook meteen dat geen enkel antwoord zal landen.
‘Mijn vader zegt dat vrouwen niet hoeven te werken.’
Dit is er eentje om tot tien te tellen. Toen ik een heel stuk jonger was, heb ik mij er eens aan gewaagd om een kind met eenzelfde soort verhaal eens haarfijn uit te leggen hoe de wereld van de werkende vrouwen (en mannen) in elkaar zit. Althans, volgens mijn perceptie. Dat kreeg ik op mijn brood door een bezoekje van de aartsconservatieve vader. Diezelfde dag nog.
‘Als ik gepest word, mag ik slaan van mijn moeder.’
Ook zo’n lastige. Nee, we slaan niemand op school. Nee, ook niet als je gepest wordt. Dat lossen we anders op. Maar heel stiekem zou ik wel eens willen dat het slachtoffer eens flink uithaalt naar de pester om het voor eens en altijd klaar te laten zijn. Overigens zijn kinderen die dit soort dingen ‘mogen’ van hun ouders meestal geen slachtoffers.
‘Juf, jongens hebben meer ruimtelijk inzicht dan meisjes.’
Zucht. Zo’n hardnekkige veronderstelling. Ja, er is al tientallen keren bewezen in de wetenschap dat jongens beter zijn met 3D-blokjes dan meisjes, maar als je van de kubussen andere vormen maakt, blijken de sekseverschillen ineens weg te vallen. Maar dat negeren we gewoon natuurlijk. Het idee dat meisjes in een heleboel andere gevallen misschien net zoveel ruimtelijk inzicht hebben is natuurlijk te idioot voor woorden. Ik laat het maar.
‘Juf, die vluchtelingen zijn allemaal van de IS.’
Geen tong afbijten, niks tot tien tellen. Dwars er tegenin en eroverheen. Niks ervan. Ik laat niet door kinderen (en ouders) een groep mensen in nood reduceren tot een hoopje slechteriken. Dit soort opmerkingen zijn voor mij kolen op het vuur. De rekenles aan de kant (ik bak er immers toch niks van) en de vluchtelingenproblematiek op tafel. We filosoferen dan samen door over zo’n uitspraak. Hoe zou je kunnen weten dat ALLE vluchtelingen van IS zijn? En als je een drie maanden oude baby bent, ben jij, net als je ouders, dan ook van IS?
‘Juf, mijn moeder zegt dat Elvis Presley niet dood is.’
Au…