Het is duidelijk dat het voortgezet onderwijs niet goed functioneert. Kinderen krijgen niet waar ze volgens ouders, instanties, docenten en de scholen zelf recht op hebben. Klopt dit? Deze vraag moet wel bevestigend beantwoord worden. De vraag om additionele hulp rijst de pan uit. Kinderen krijgen labels opgeplakt en dreigen daardoor gestigmatiseerd te worden voor het leven. Vaak onterecht, omdat de geconstateerde leemte eenvoudigweg het gevolg kan zijn van bijvoorbeeld de overgang van het ene egostadium naar het andere, of het wat trager verlopende myelinisatieproces¹.
¹ Myeline: een vettige stof die op veel plaatsen in het zenuwstelsel het axon omhult. Myeline geeft de witte stof zijn witte kleur. Het zorgt ervoor dat boodschappen sneller worden doorgestuurd (van 2 m/s naar (maximaal) 120 m/s); zonder myeline zou een impuls er veel langer over doen om via het axon de ‘volgende’ zenuwcel te bereiken. Myeline bevordert dus de snelheid van het denken met een factor tot wel 50!
De vraag die hieruit volgt is WAAROM scholen niet in staat zijn om aan de gerechtvaardigde vraag van de ouders/samenleving te voldoen? Als hoofdoorzaken zie ik de omvang van de klassen en de grote variëteit binnen die klassen.
30 is a crowd
In het voortgezet onderwijs wordt een aantal van 30 leerlingen in een klas als normaal gezien. Ik begin dan met de constatering die tegenwoordig neurologisch kan worden onderbouwd, dat meisjes meestal 1 á 2 jaar voorlopen in hun ontwikkeling. Het is duidelijk dat dit de jongens op achterstand zet. Daar komt nog bij dat los van de snellere ontwikkeling van meisjes, het onderwijs sedert de invoering van de Tweede Fase zich meer is gaan richten op vaardigheden die meisjes van nature in hogere mate hebben zoals taligheid, vermogen tot samenwerken, inlevingsvermogen.
Samen apart
In de jaren ’60 en ’70 was ik docent aan een HBS/Gymnasium, later HAVO/VWO. Het waren destijds twee scholen, een jongensschool en een meisjesschool. Wat ik me goed herinner, is dat ik me moeiteloos kon aanpassen aan zowel de jongensgroep als aan de meisjesgroep. Dat ging minder gemakkelijk toen de scholen gemengd werden. Nu zitten er jongens en meisjes in één klas met grote onderlinge verschillen in diverse aspecten van hun ego-ontwikkeling. Oplossing: laat gemengde scholen experimenteren met aparte jongens- en meisjesklassen voor met name de alfavakken en de betavakken. Voor de gammavakken zouden de klassen gemengd moeten zijn.
LWOOplossing
Ik was onlangs op de afdeling LWOO van de Thorbecke Scholengemeenschap in Rotterdam. Ik heb er enkele lessen gevolgd en er een studiedag gegeven. De klassen bestonden slechts uit 15 leerlingen. De leerlingendruk was er duidelijk lager dan bij 30 leerlingen. Bovendien bleken groepen van 15 leerlingen zich er beter voor te lenen om persoonlijke contacten aan te gaan. Dit was in de LWOO-klassen goed te merken; docenten en leerlingen gingen zeer vertrouwelijk met elkaar om. De docenten waren met dit aantal in staat geduldig te zijn met hun leerlingen. Naar mijn mening hebben jonge mensen vertrouwen en kleinschaligheid nodig om evenwichtig op te kunnen groeien. En let wel: dit heeft niets te maken met het IQ. Het geldt voor alle mensen!
Is LWOO voor iedereen dus de oplossing? Nee, want dat zou onbetaalbaar zijn.
Maar we kunnen wel de verhouding 1:15 per klas te handhaven door het aantal begeleiders (inclusief docent) te verhogen, bijvoorbeeld 2 begeleiders bij 16 – 30 leerlingen. Kan dit zonder dat dit al te veel geld kost? Of misschien wel niets kost?
Mijn vraag aan u: : zouden we het ene probleem niet met een ander (aanpalend) probleem kunnen oplossen?
Op deze vraag zal ik graag in het slotartikel samen met u ingaan.