In deze reeks over het brein en het geheugen zijn allerlei aspecten aan bod gekomen: informatieverwerking in het brein, het korte- en het langetermijn-geheugen, maar ook de gevolgen van de werking van het brein voor het leren. Waarom vinden sommige leerlingen het moeilijk om woordjes te onthouden, maar hebben ze wel een goed visueel geheugen? Eén van de belangrijkste conclusies is dat er niet “één” geheugen is. Sterker nog, er zijn vijf verschillende geheugenpaden die allemaal op een andere manier werken. Als sluitstuk van deze reeks wordt ingegaan op expliciete en impliciete geheugenpaden.
In de afgelopen weken hebben we aandacht besteed aan de verschillende geheugenpaden. In het onderwijs wordt het semantische geheugenpad het meest gebruikt, bijvoorbeeld voor het onthouden van formules, jaartallen en woordenschat. Dit geheugenpad vergt letterlijk veel van ons brein: het kost veel (biologische) inspanning. Het episodische (opslaan en herinneren van gebeurtenissen) en het emotionele geheugenpad kosten veel minder inspanning en zijn daarom gemakkelijker toegankelijk. Ook het procedurele geheugen is eenvoudig op te roepen. Via dit geheugenpad worden ingesleten routines opgeroepen, zoals fietsen en autorijden. Het zou goed zijn om in het onderwijs ook aandacht aan meer dan alleen het semantische geheugenpad te besteden.
Er is nog een vijfde geheugenpad: het automatische geheugen. Dit geheugen komt min of meer overeen met het procedurele geheugen. In de literatuur over het geheugen wordt echter ook vaak de term automatische geheugen gebruikt om aan te geven dat het niet om “spierkennis” gaat. De opslag van deze beide soorten van kennis loopt echter gelijk: via het cerebellum (kleine hersenen). Vroeger hebben wij bijvoorbeeld de tafels tot tien geleerd. Deze zijn nu opgeslagen in ons automatische geheugen. Ook bij het leren van het alfabet, de toepassing van muziek en rijmwoorden en bij technisch lezen speelt het automatisch geheugen een grote rol.
Als slot van deze reeks nog het verschil tussen expliciete en impliciete geheugenpaden. Expliciete kennis is kennis waarvan je je bewust bent en die je kunt verwoorden. Impliciete kennis is subliminaal aanwezig, je bent je niet van deze kennis bewust. Onlangs werd een bekende topvoetballer gevraagd hoe hij er toch steeds weer in slaagde zulke uitstekende vrije trappen te nemen die vaak resulteerden in een doelpunt. Het enige dat hij wist was dat hij een aanloop nam van 16 stappen en met de buitenkant van de rechtervoet de bal raakte. Hij vertelde er wel bij dat hij mogelijk wel duizend keer geoefend had voordat hij dit niveau van vaardigheid had bereikt. De kennis (vaardigheid) was dus voor hem niet expliciet toegankelijk. Hij kon het niet in woorden overbrengen. Een ander bekend voorbeeld is de kennis van de grammatica van de moedertaal. Ook als u geen taal heeft gestudeerd, spreekt u grammaticaal correct. Toch weet u waarschijnlijk niet expliciet wat in uw moedertaal eerst komt, een lijdend voorwerp, een meewerkend voorwerp of een voorzetselvoorwerp. Impliciet past u het echter moeiteloos correct toe.
De verscheidenheid van manieren waarop wij informatie opslaan en oproepen wijst erop dat we niet over “het geheugen” moeten spreken, maar verder moeten kijken naar de verschillende manieren waarop wij informatie kunnen opslaan en oproepen. Leren op school is een complexe ervaring; door alle manieren waarop we leren, herhalen, toetsen afzonderlijk te bekijken, zouden we er achter kunnen komen hoe het onderwijsleerproces te verbeteren is.