U maakt het als docent vermoedelijk herhaaldelijk mee. U heeft een toets afgeproken met uw leerlingen op bijvoorbeeld dinsdag het tweede uur. U bent keurig op tijd bij de klas, en daar komt de klas. Voorop lopen twee leerlingen die gehaast naar binnen gaan. Ze hebben eigenlijk nergens oog voor, want ze lopen met het boek geopend naar binnen. Ze nemen nog snel even de leerstof door. Stef, een van deze leerlingen vraagt: “Mevrouw, kunnen we zo snel mogelijk beginnen?” Vraagt Stef dit omdat hij zo gemotiveerd is en wil laten zien wat hij kan? Vermoedelijk niet.
Stef weet namelijk dat hij zich niet goed op de toets heeft voorbereid. Hij heeft niet voldoende geoefend voor de toets en de noodzakelijke kennis is daarom niet goed in het langetermijngeheugen opgeslagen. Hij roept daarom zijn kortetermijngeheugen te hulp, maar weet mssichien niet dat het opslagvermogen van dit geheugen beperkt is. En wat nog erger is…..het kortetermijngeheugen bevindt zich op dezelfde plaats als het werkgeheugen. Hoe dat zit zal ik hier uitleggen.
U herinnert zich uit één van mijn eerdere artikelen wellicht het cognitivistich informatieverwerkingsmodel (download pdf). Zoals u hierin kunt zien, zijn het kortetermijngeheugen en het werkgeheugen aan elkaar gekoppeld.
Wat is de functie van het werkgeheugen? Informatie komt binnen via het kort sensorisch geheugen en het korte termijngeheugen. Dit is mogelijk nieuwe informatie. Het kortetermijngeheugen stuurt deze informatie door naar het langetermijngeheugen. Dit vergelijkt de nieuwe informatie met reeds opgeslagen informatie. Dit proces vindt plaats in het werkgeheugen. Men zou dit “denken” kunnen noemen. In het werkgeheugen wordt besloten wat met de nieuwe kennis wordt gedaan. Deze kan als irrelevant worden verwijderd. Het kan ok zijn dat de nieuwe informatie ongewijzigd in het langetermijngeheugen wordt opgeslagen. J. Piaget noemt dit “assimilatie”. Het kan ook zijn dat in het werkgeheugen wordt besloten de oude informatie in het langetermijngeheugen aan te passen aan de nieuwe inzichten van de nieuwe informatie. Het oude bestand wordt dan gewijzigd. Piaget noemt dit “adaptatie”.
De informatie die Stef gedurende korte tijd in het kortermijngeheugen kan onthouden bedraagt ca 7 items. Omdat hij dit probeert te onthouden is echter ook het werkgeheugen belast. Gevolg? Er is geen ruimte meer. Hij kan dus slechts met moeite denken. De uitslag van de toets laat zich raden.
Het conflict tussen het langzame werkgeheugen en het zeer snelle langetermijngeheugen komt goed tot uiting in het onderwijs in een tweede taal. Hierover volgende keer meer.