Met een toets wil je de leerprestatie van een leerling meten. Je kunt het zien als een pijlstok die meet hoe het de leerling op dat moment ervoor staat. Maar hoe zorg je ervoor dat je met een toets meet wat je daadwerkelijk wilt weten? We geven je vier tips om sterke toetsvragen voor basisschoolleerlingen te maken.
1. Wat wil je toetsen?
Stel valide vragen
Stel dat je het leesbegrip wilt toetsen aan de hand van een tekst over straatafval in Amsterdam. Deze twee toetsvragen zijn dan denkbaar:
- Wat vindt meneer Lee van het idee van Robbie?
- Hoeveel mensen wonen er in Amsterdam?
Beide antwoorden staan in de tekst, maar: voor de eerste vraag moeten kinderen in de tekst duiken en dus wordt het leesbegrip getoetst. Bij de tweede vraag kan het zijn dat sommige kinderen toevallig weten hoeveel inwoners Amsterdam heeft. Zij gebruiken dan hun kennis om de vraag te beantwoorden, waardoor je niets te weten komt over hun niveau van begrijpend lezen.
2. Wat heeft het kind eraan?
Stel functionele vragen
Stel vragen die passen bij hoe het kind de vaardigheid ‘in het echt’ gebruikt. Kinderen typen bijvoorbeeld veel zelf op hun telefoon en in e-mails. Laat ze dat ook in een toets doen. Dus wel:
Vul de goede vorm in van het werkwoord:
Ik ruik appeltaart. Daar . . . . . . . . . . ik blij van! (worden)
Maar niet: Welke zin is juist?
a. Daar word ik blij van!
b. Daar wordt ik blij van!
c. Daar wort ik blij van!
Het herkennen van een woordbeeld is anders dan het zelf toepassen ervan. Bovendien is de gokkans bij de tweede vraag 50 procent tegenover 33 procent in de eerste variant. Tot slot riskeer je bij de meerkeuzevraag dat het foute woordbeeld blijft hangen.
3. Leidt een kind niet onnodig af
Stel korte en bondige vragen
Kinderen moeten hun werkgeheugen en concentratie gebruiken voor het beantwoorden van de vragen en niet voor zaken eromheen. Dus bij een rekenvraag is een eenvoudige bustabel met de vraag ‘Om de hoeveel minuten gaat de bus?’ beter dan een bustabel met een tekeningetje erbij en een verhaaltje over Joost die elke dag de bus neemt en wil weten hoe laat hij weg moet als…
4. Houd het leuk én relevant
Sluit aan bij de belevingswereld
Ieder kind doet weleens een boodschap. Een opdracht als deze sluit dus goed aan bij de belevingswereld:
Lisa koopt twee ijsjes. Elk ijsje kost € 1,85. Lisa geeft € 5,-. Hoeveel krijgt Lisa terug?
Zulke opgaven zijn niet alleen leuk voor het kind, maar ook belangrijk. Ter illustratie daarvan deze opgave, waarmee je wilt toetsen of een kind weet waar bepaalde informatie te vinden is:
Je wilt weten waar flamingo’s leven. Waar kun je het beste zoeken?
a in de Gouden Gids
b in een dierentuinfolder
c in een encyclopedie
d in een woordenboek
Een kind uit de 21e eeuw kent de Gouden Gids of een papieren encyclopedie echter niet meer. En dus toets je met deze vraag onbedoeld of het kind kennis heeft van begrippen die voor hem of haar niet meer relevant zijn. Het lijkt een open deur, maar het gebeurt nog vaak!
Hoe maak jij goede toetsvragen? Deel jouw tips en suggesties via onderstaand reactieformulier.
Tekst: Gerdineke van Silfhout en Eveline van Baalen