In mijn vorige artikel over de interpersoonlijke intelligentie keken we van binnen naar buiten. We namen het standpunt in van de eigen persoon in zijn relatie tot anderen. In dit artikel over de intrapersoonlijke intelligentie gaan we kijken naar het vermogen van mensen om bij zichzelf naar binnen te kijken.
Gardner definieert de kerncapaciteit van deze intelligentie als de mate van toegankelijkheid tot het eigen gevoelsleven. In feite gaat het hier om het vermogen te reflecteren op en het beïnvloeden van het eigen gedrag.
Voor mijzelf is deze Intrapersoonlijke Intelligentie de belangrijkste van alle. Het gaat hier over het vermogen om te reflecteren. Neurobiologisch gezien bevindt dit vermogen zich vooral in de prefrontale cortex. Dit deel van het brein komt tot rijping tussen het 16e en het 23e jaar en is dan in principe in staat sturing te geven aan ons handelen. De instrumenten om sturing te geven worden het kind al aangereikt in de voorafgaande jaren. Het kind leert deze instrumenten dan onder externe sturing (van ouders, docenten) al te gebruiken. Het zelf sturing geven (zelfregulatie) komt pas in de jaren richting volwassenheid tot wasdom.
Als we om ons heen kijken zien we mensen die deze intelligentie ontwikkeld hebben. U kunt ze herkennen, want mensen met deze intelligentie…
• …nemen tijd om informatie te verwerken en hierop te reflecteren;
• …zijn goed in staat na te denken over het eigen handelen;
• …staan stevig in het leven;
• …zijn introspectief;
• …hebben tijd voor zichzelf nodig.
Als we kijken naar het schema van het brein volgens MacLean (zie de rechterillustratie bij het artikel over de interpersoonlijke intelligentie) en we zien daar de drie breinen dan kunnen we stellen dat de Intrapersoonlijke Intelligentie als enige in staat is onze drie breinen samen te brengen en te beheersen.
Daarom is mijn stelling: de ontwikkeling van de intrapersoonlijke intelligentie bij de leerlingen dient centraal te staan in ons onderwijs.
Om het belang van het ontwikkelen van deze intelligentie te zien ben ik op lesbezoek geweest bij Theo Wismans van het Charlemagne College in Landgraaf. Theo is het boegbeeld is van Gelukskunde en bovendien nog een oud-leerling van mij (dit zeg ik met enige trots).
Hoewel het filmpje voor zich spreekt, wil ik de rol die de docent speelt hier schematisch in kaart brengen:
- De docent begint met de leerdoelen en activeert daarbij de voorkennis;
- Hij gaat de klas rond, vraagt leerlingen naar hun ervaring en verspreidt daarmee de kennis over de klas door het delen van ervaringen (difffusie);
- De docent geeft leerlingen de gelegenheid emoties te uiten en te delen. Dit verhoogt hun zelfvertrouwen en inzicht in zichzelf;
- Hij staat even stil bij de geluksdoosjes, het doel en het nut ervan. Hierdoor brengt hij de emoties binnen het bereik van de ratio waardoor bewust controle over de emoties wordt bevorderd;
- Hij spreekt met de leerlingen over hun ervaringen met hun geluksdoosje, waardoor zij hun emoties leren expliciet te maken.
- Hij legt de ervaringen vast door alle leerlingen in één woord hun kennis op het bord te laten schrijven. Hiermee verbindt hij evaluatie en reflectie, hetgeen belangrijk is voor het toekomstig leren.
Kortom: Een schitterende les, net als de les van Rien Verkoeijen in het voorafgaande artikel.